De wetgever heeft het begrip “gewichtige feiten, eigen aan de persoon” zoals vermeld in art. 15, § 3 Wetboek van Belgische Nationaliteit gedefinieerd in art. 1, § 2, 4° Wetboek van Belgische Nationaliteit:
a) het feit zich te bevinden in een van de gevallen bedoeld in art. 23 of 23/1;
b) het feit aanhanger te zijn van een beweging of organisatie die door de Veiligheid van de Staat als gevaarlijk wordt beschouwd;
c) het feit dat de identiteit of hoofdverblijfplaats onmogelijk kan worden gecontroleerd of de identiteit niet kan worden gewaarborgd;
d) het feit dat aan de aanvrager, wegens eender welke vorm van sociale of fiscale fraude, door de rechter een definitieve straf is opgelegd die in kracht van gewijsde is gegaan.
Met betrekking tot deze zaak is art. 23/1, § 1, 3° Wetboek van Belgische Nationaliteit van belang. Art. 23/1, § 1 Wetboek van Belgische Nationaliteit bepaalt dat de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit op vordering van het openbaar ministerie door de rechter kan worden uitgesproken ten aanzien van Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en van Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van art. 11, § 1, eerste lid, (...): 3o Wetboek van Belgische Nationaliteit indien zij de Belgische nationaliteit hebben verkregen door huwelijk krachtens art. 12bis, § 1, 3°en indien dit huwelijk is nietig verklaard wegens schijnhuwelijk zoals omschreven in art. 146bis BW, onder voorbehoud van de bepalingen van art. 201 en 202 BW.
Volgens art. 2 van het KB van 14 januari 2013 (tot invoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken) vormen een gewichtig feit eigen aan de persoon:
1° elke strafrechtelijke veroordeling voor een effectieve gevangenisstraf die voorkomt in het strafregister, tenzij er eerherstel werd verkregen;
2° elk feit dat kan leiden tot een veroordeling zoals bedoeld in 1o en waarvoor bij het parket een opsporingsonderzoek werd geopend in het jaar voorafgaand aan de verklaring of het verzoek en dat nog hangende is;
3° elk feit dat kan leiden tot een veroordeling zoals bedoeld in 1o en waarvoor een gerechtelijk onderzoek nog hangende is;
4° het feit van zich over te leveren aan enige activiteit die de fundamentele belangen van de Staat bedreigt of kan bedreigen zoals omschreven in art. 7 en 8 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst;
5° het feit, vastgesteld door een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan, dat de betrokken persoon zijn titel van wettelijk verblijf heeft verkregen door schijnhuwelijk of gedwongen huwelijk of schijnsamenwoning of gedwongen wettelijke samenwoning. Deze opsomming is niet limitatief.
In de rechtsleer is men het erover eens dat de feiten zoals opgesomd in de lijsten hierboven niet limitatief zijn en dat de rechter de feiten vrij kan beoordelen zoals bevestigd in het Verslag aan de Koning bij het KB van 14 januari 2013 (BS 21 januari 2013) waarin wordt vermeld: “(...) In het nieuwe artikel 1, § 2, eerste lid, 4o Wetboek van Belgische Nationaliteit heeft de wetgever zelf een aantal feiten gekwalificeerd als een gewichtig feit eigen aan de persoon. De wetgever heeft hiermee niet op een strikte wijze het aantal gevallen van gewichtige feiten willen omschrijven, maar heeft reeds een bepaalde invulling gegeven van het begrip willen vooropstellen. (...) De lijst bevat een aantal gevallen die op zich een gewichtig feit eigen aan de persoon uitmaken en die eventueel aanleiding zullen kunnen geven tot een negatief advies voor de verkrijgen van de Belgische nationaliteit. (...)”.
In de omzendbrief van 8 maart 2013 wordt met de opsomming (in de wet en het KB van wat onder gewichtige feiten wordt verstaan) als doel omschreven het streven naar eenvormigheid van het begrip “gewichtige feiten eigen aan de persoon” en het waarborgen van de gelijkheid van behandeling van alle kandidaat-Belgen. Het gaat om die feiten die naar de mening van de wetgever onmiskenbaar onder het toepassingsgebied van dat begrip vallen.
De in de wet en het KB opgenomen lijsten zijn gebaseerd op enerzijds de beoordelingscriteria die de Kamer van Volksvertegenwoordigers hanteert voor naturalisatieverzoeken en anderzijds op de praktijk van de procureurs des Konings van het Rijk, die dat begrip aftoetsen aan de moraliteit van de kandidaat-Belg evenals aan zijn respect voor de Belgische wetten en normen die in bepaalde gevallen een beletsel kunnen vormen voor het verwerven van de Belgische nationaliteit.
Een schijnhuwelijk dat effectief geleid heeft tot een gerechtelijke nietigverklaring ervan, maar niet gediend heeft als basis voor het verkrijgen van een verblijfsrecht in België, voldoet strikt gezien niet aan de vereisten van art. 23/1 en art. 15, § 3 Wetboek van Belgische Nationaliteit.
Een jarenlang geleden vergrijp kan gecompenseerd worden met een positieve wending in het leven, een jarenlang foutloos parcours, een gezin in België, integratie, taalkennis, tewerkstelling of economische onafhankelijkheid.