Wil men een overeenkomst als schijnzelfstandigheid herkwalificeren en dus aanzien als een arbeidsovereenkomst dan dient het bewijs geleverd dat de overeenkomst «het verrichten van arbeid» beoogt.
Deze term betekent de «moeite, inspanning van lichamelijke en/of geestelijke krachten om iets te verrichten, te verkrijgen, of tot stand te brengen». Deze term is dermate ruim dat zowel in een ondergeschikt als in een zelfstandig samenwerkingsverband kan passen. Teneinde de bedoeling van de wetgever bij het hanteren van deze term te zoeken, is de afgeleide betekenis interessant nu dit begrip in de natuurkunde en mechanica eveneens betekent «het werk dat een energiebron levert».
Deze terminologie past inderdaad in de benadering van de werknemer bij het ontstaan van het sociaal recht, toen deze als productiemiddel beschouwd werd, waarbij het gezag van de werkgever grotendeels gestoeld werd op diens eigendomsrecht over deze productiemiddelen.
Binnen deze context bedoelt men dus «het verrichten van arbeid» als een door de werkgever huren van, een beroep doen op de energie van de werknemer in het productieproces.
Vanuit organisatorisch standpunt betekent zulks dat bedoeld wordt dat de werknemer binnen de onderneming in de functionele onderverdeling van de productie in afzonderlijke productieprocessen een taak op zich neemt die een onmisbare schakel vormt in het bereiken van het maatschappelijk doel. Vanuit deze benadering kan arbeid onderscheiden worden ten aanzien van producten en diensten die een onderneming extern aankoopt of betaalt. Wanneer de inbreng van de «werknemer» neerkomt op een in de onderneming intern voorziene schakeling van aaneensluitende taken, komt zijn inbreng enkel neer op het leveren van energie, arbeid om deze taak in te vullen. Een beroep doen op soortgelijke activiteiten die extern worden uitgevoerd, betekent ten aanzien van de onderneming het verwerven van een min of meer omlijnd en op de handelsmarkt verhandelbaar product, en overstijgt derhalve het louter aanwenden van arbeid.
Vanuit deze principes volgt dat de term «verrichten van arbeid» als kenmerk van de arbeidsovereenkomst, refereert aan die activiteiten die uitgevoerd dienen te worden in het kader van intern door de werkgever georganiseerde taken die een onmisbare schakel vormen in het totale door de werkgever beoogde productieproces, en waarvan de omschrijving van de inhoud behoort tot het normaal beleidsrecht van de werkgever als ondernemingshoofd.
Uit de samenwerkingsovereenkomst zal derhalve afgeleid moeten worden of onder de omschrijving van het voorwerp van de arbeid, hetzij een extern product of dienst bedoeld werd dat de werkgever poogde te verwerven, dan wel of hierdoor de taak werd aangeduid welke de werknemer in het intern productieproces zal dienen te bemannen.
In ruil voor het verrichten van arbeid verwerft de werknemer recht op loon, hetwelk eveneens als kenmerkende eigenschap van een arbeidsovereenkomst beschouwd wordt.