De auteur bespreekt hoe het verdrag van Lissabon zoals in werking getreden op 1 december 2009 de prejudiciële procedure heeft aangepast.
Uit het arrest De Graaf en Daniels tegen de Belgische Staat worden volgende regels afgeleid om te besluiten tot een ontvankelijke verwijzingsbeschikking:
1. De verwijzingsbeschikking moet voldoende duidelijk het voorwerp van het geschil en het relevante kadr van het prejudiciëme verzoek aanduiden en minstens de feitelijke hypotheses uiteenzetten waarop de prejudiciële vraag is gebaseerd.
2. De nationale rechter dient de inhoud weer te geven van het nationale recht. De loutere weergave van de tekst van de wet volstaat niet. Er dient tevens melding gemaakt van de relevante rechtspraak.
3. De verwijzingsrechter moet de bepalingen van het unierecht oplijsten en omstandig uiteenzetten waarom hij aan de uitleg of de geldigheid van de bepaling twijfelt. Hierbij dient het verband toegelicht tussen de aangehaalde regels van het Unierecht en de op het hoofdgeding toepasselijke nationale wetgeving.
De auteur geeft verder tips en adviezen om de kwaliteitsvereisten van de vraag te verhogen.
De prejudiciële vraag wordt gebruikt door nationale rechters om het Hof van Justitie te vragen hoe Europese regelgeving moet worden uitgelegd. Het Hof kan ook gevraagd worden om de geldigheid van een handeling van één van de Europese instellingen te beoordelen.
De uitspraak van het Hof is bindend. De nationale rechter die om advies heeft gevraagd zal in de zaak waar de Europese regelgeving in kwestie een rol speelde, rekening moeten houden met de interpretatie van het Hof. Het belang gaat echter verder dan één zaak. De uitleg van Europese regelgeving door het Hof is vanaf het moment dat het Hof uitspraak heeft gedaan, leidend in de hele Europese Unie, om ervoor te zorgen dat Europese regelgeving in alle lidstaten op een gelijke manier wordt uitgelegd. Het is een belangrijke functie van het Hof, jaarlijks worden er honderden prejudiciële vragen gesteld - samen een aanzienlijk deel van het totaal aan zaken dat het Hof behandelt.
Alleen nationale rechters mogen het Hof om prejudicieel advies vragen, en dan alleen als het voor een zaak die ze in behandeling hebben nodig is. Er moet dus een directe aanleiding zijn, puur hypothetische vragen worden niet in behandeling genomen.
Als er tegen de uitspraak in een zaak waar twijfel bestaat over de uitleg van Europese wet- en regelgeving geen hoger beroep mogelijk is, is de nationale rechter verplicht om om advies te vragen. Als beroep wel mogelijk is dan is de nationale rechter niet verplicht om advies te vragen.
Lees ook de bijdrage van curia.europa.eu