Meer dan eens worden rechtsonderhorigen in de rechtsbedeling aangesproken op redelijkheid, doorzetting, samenwerking, creativiteit, empathie, wijsheid, moreel verantwoord handelen, menselijkheid.
Aldus ontstaat en groeit het concept «ontwikkelingsgericht recht» waaraan nood, maar waarbij dit begrip als dusdanig nog niet bestaat en waarbij de auteur hieraan invulling tracht te geven
Dit concept zou volgens de auteur kunnen worden gebaseerd op inzichten uit de humanistische psychologie, die erop neerkomen dat de mens over een positief potentieel beschikt dat hij wil verwezenlijken
Van de mens wordt verwacht dat hij dit potentieel zowel ten aanzien van zichzelf als ten aanzien van anderen aanwendt, met de nodige zin voor creativiteit.
Maar ook voor in de taak van de “jurist” zit het ontwikkelingsgericht recht vervat zowel in de relatie tussen de jurist en zijn cliënt of opdrachtgever.
De rechtsdomeinen waarbinnen dit ontwikkelingsgericht recht vooral tot uiting komt en zich zelfs nu reeds concretiseert zijn voornamelijk het strafrecht, het familierecht en het bestuursrecht.
De auteur vertrekt vanuit een zeer positief mensbeeld.
De mens begiftigd met talenten en mogelijkheden en de drang deze te realiseren.
De auteur gelooft dat voor zover de mens de mogelijkheden krijgt om het goede te realiseren, hij ook het goede zal doen, zich verder zal bekwamen en aldus zelfs nog beter worden.
Het recht is volgens de auteur een middel tot het bereiken van deze hogere doelstellingen.
Aldus wordt het rechtssysteem, meer dan een ordening (onder sanctie) van de maatschappij als antwoord op chaos, maar heeft het recht tot doel om het samenleven menselijker en menswaardiger te maken.