De VZW wet van 1921 bestaat niet langer. Deze wet vervangen door
boek 9 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
In de nieuwe wetgeving (boek 9 van het wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 ) volstaan twee leden voor de oprichting of instandhouding van de vzw. Dit kunnen natuurlijke personen zijn of rechtspersonen (artikel1:2 eerste zin van het wetboek).
Van zodra de vzw minder dan twee leden telt, kan op verzoek van een lid, een belanghebbende derde of het Openbaar Ministerie de nietigheid of de ontbinding van de vzw worden uitgesproken door de Ondernemingsrechtbank (artikel 2:113 §1,5° en 9:4 van het wetboek.
Ingevolge de nieuwe wet kunnen vzw’s onbeperkt elke economische activiteit verrichten van welke aard dan ook, met inbegrip van commerciële activiteiten voorzover de winst enkel wordt gemaakt in functie van het belangeloze doel (artikel 1: 2 wetboek).
De vzw mag geen winst uitkeren maar mag wel winst genereren ten bate van het belangeloze doel. De oprichters van de vzw, de leden van de vzw, bestuurders dan wel andere personen mogen geen rechtstreekse of onrechtstreekse vermogensvoordelen bekomen tenzij voor het in de statuten bepaald belangeloze doel (artikel 1: 2, derde zijn, 1: 4 en 9: 4, 5° van het wetboek).
Maar dit verbod belet niet dat de vzw voor haar leden diensten “om niet” mag leveren die binnen haar voorwerp en in het kader van haar belangeloos doen vallen, zoals bijvoorbeeld de terbeschikkingstelling van lokalen, sport of muziekmateriaal dan wel ander materiaal in het kader van het maatschappelijk doel (bijvoorbeeld muziekinstrumenten voor de VZW-fanfare).
Het feit dat de vzw’s geen winst uitkeren stelt de vzw’s niet buiten de fiscale wetgeving. Concreet blijven de bestaande regels van toepassing waarbij in concreto wordt bepaald of de rechtspersonenbelasting dan wel de vennootschapsbelasting toepasselijk is.
In de oprichtingstatuten dient niet alleen het belangeloze doel en dus het oogmerk van de vzw ingeschreven maar ook de specifieke activiteiten die de vzw tot voorwerp heeft (artikel 2: 9, §2, 4° van het wetboek). In de statuten dient dus uitdrukkelijk vermeld op welke wijze het belangeloze doel wordt nagestreefd en dit op straffe van nietigheid (artikel 9: 4, 3,° wetboek).
De oude term “raad van bestuur” wordt in het wetboek vervangen door de nieuwe term: “bestuursorgaan”. Deze terminologische wijziging brengt geen verandering aan de bestaande orgaantheorie.
Onder de vroegere wetgeving was voorzien dat het bestuursorgaan van een vzw minder leden moesten tellen dan de algemene vergadering. Deze oude regeling wordt afgeschaft.
In de nieuwe wetgeving kunnen de statuten voorzien dat bepaalde bestuurders de bevoegdheid krijgen om de vzw te vertegenwoordigen. Deze clausule is tegenstelbaar aan derden vanaf de datum van neerlegging van de statuten. Beperkingen die in de statuten aan deze vertegenwoordigingsbevoegdheid worden gegeven kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs niet indien ze openbaar gemaakt werden. Ook een onderlinge taakverdeling onder de vertegenwoordigende bestuurders is niet tegenstelbaar aan derden.
De vzw’s dienen hun statuten aangepast te hebben tegen uiterlijk 1 januari 2024. Voorzover deze aanpassing niet gebeurd is zijn de leden van het bestuursorgaan persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de vzw of door derden ten gevolge van de niet-nakoming van deze verplichting.