Alleen een gedraging die aan een wettelijke omschrijving beantwoordt, kan worden bestraft (Nullum crimen sine lege Nulla poena sie lege of legaliteitsbeginsel.
Uitzonderingen:
- noodtoestand Cass. 13 mei 1987, Arr.Cass. 1986-87, 1203, RCJB 1989, 593, noot A. De Nauw, «La consécration jurisprudentielle de l’état de nécessité». )
- onoverwinnelijke dwaling (Cass. 10 juli 1946, Pas. 1946, I, 293. )
Iedereen wordt geacht de wet te kennen. «Nemo ius ignorare censetur». Maar joe kan de burger de explosie van strafwetten nog allemaal kennen?
Het lex certa-principe stelt dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is (s. 3 februari 2009, AR P081477N, Arr.Cass. 2009, 365; Cass. 2 juni 2009, AR P090071.N, Arr.Cass. 2009, 1535; Cass. 1 februari 2011, AR P101328N. ).
Een cassatiearrest van 29 november 2011 verduidelijkt het lex certa-principe door het te relateren aan het criterium van de redelijke voorzienbaarheid. Het Hof van Cassatie besliste dat een strafbepaling slechts de toets van de legaliteit kan doorstaan voor zover ze voldoende toegankelijk is en op zichzelf of in samenhang met andere bepalingen gelezen, op voldoende precieze wijze de als strafbaar gestelde gedraging omschrijft, zodat de draagwijdte ervan redelijk voorzienbaar is, zelfs als de rechter over een zekere beoordelingsvrijheid beschikt.
Het Hof van cassatie stelt dat aan de eis van de redelijke voorzienbaarheid slechts voldaan is wanneer een persoon op grond van de wettelijke strafbepaling de handelingen en verzuimen kan kennen die zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid meebrengen.
Als criterium hiervoor hanteert het Hof van cassatie::
– de interpretatie van de strafbepaling in het licht van de doelstellingen van de wetgever en wetsgeschiedenis;
– de door de rechtscolleges gegeven interpretatie van de strafbepaling;
– het vereiste van een moreel element in elk misdrijf;
– de bijzondere hoedanigheid of functie van de persoon tot wie de strafbepaling zich richt, zijn bijzondere vertrouwdheid met de materie of het gegeven dat hij beroepsmatig beschikt of kan beschikken over goede informatie.
«Beklaagde Alwetend»- of «Homo omnisciens»-principe
Dit principe keert terug op eerdere relativeringen dat men de strafwet slechts diende te kennen volgens subjectieve maatstaven, in die zin dat rekening werd gehouden met de mogelijkheid van het inwinnen van informatie, de duidelijkheid van de wet en de opleiding en bekwaamheid van de persoon zoals uitgewerkt in diverse arresten van hogere rechtscolleges.
Het «Homo omnisciens»-principe impliceert dat elke burger moet uitzoeken wat al dan niet strafbaar is, maar zelfs ook wat de stand van zaken van de rechtspraak is.
Cass. 3 februari 2009, AR P081477N, Arr.Cass. 2009, 365;
Cass. 2 juni 2009, AR P090071.N, Arr.Cass. 2009, 1535;
Cass. 1 februari 2011, AR P101328N.