Door het nieuwe pandrecht kan het pand kan genomen worden op alle roerende goederen. Zowel lichamelijke goederen (producten) als onlichamelijke goederen (OP onroerende goederen ken geen pand worden genomen).
Het pandrecht ontstaat door een eenvoudige onderhandse
overeenkomst tussen de pandgever (schuldenaar) en de pandhouder (schuldeiser). In de pandovereenkomst wordt verduidelijkt welk goed wordt verpand en welke schuldvordering daarmee wordt gewaarborgd, evenals de waarde is van de schuldvordering die door het pand wordt gewaarborgd. Dit pand kan slaan op de hoofdsom maar ook op de intresten, een schadebeding, kosten van uitwinning.
In de pandovereenkomst kan bedongen worden dat de pandgever het goed niet mag verkopen.
Het verpande goed mag in het bezit blijven van de schuldenaar pandgever .die het goed verder blijven gebruiken met de nodige zorg. en met recht van inspectie door de schuldeiser.
Indien de pandgever een consument is dan mogen die bijhorigheden niet hoger zijn dan 50% van de hoofdsom en mag de waarde van het verpande goed niet hoger zijn dan het dubbel van de maximale bedrag dat gewaarborgd mag worden.
De pandovereenkomst kan geregistreerd worden in het pandregister, hetgeen eenvoudig
online kan.
Als de schuldenaar niet betaalt kan de schuldeiser het pand verhuren of verkopen, mits voorafgaande kennisgeving aan de schuldenaar.
Dit kan zonder tussenkomst van de rechter indien de schuldenaar een onderneming is. De schuldeiser mag evenwel het goed niet zelf kopen. Indien de schuldenaar zich tegen de verhuur of verkoop verzet, kan de schuldeiser zich tot de (beslag)rechter wenden.
Is de schuldenaar een consument, dan mag niet over het goed beschikken: en moet deze aan de (beslag)rechter toestemming vragen om het pand te verkopen.