Artikel 71 Sw. bepaalt: «er is geen misdrijf wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan, of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan».
De schulduitsluitingsgrond van artikel 71 Sw. is algemeen en omvat alle misdrijven, ook de niet-opzettelijke.
De schuldontheffingsgrond van overmacht impliceert dat de dader zich bevindt in een dwangsituatie waardoor hij in de onmogelijkheid verkeert een strafrechtelijk verboden handeling te ontwijken of een geboden handeling te stellen (Dupont L. en Verstraeten R., Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1990, 275).
De wettelijke grondslag is te vinden in art. 71 Sw., dat bepaalt dat «er geen misdrijf is, wanneer de beschuldigde of de beklaagde (...) gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan».
Volgens vaste cassatierechtspraak volgt hieruit dat overmacht slechts kan voortvloeien uit een van de wil van de beklaagde onafhankelijke omstandigheid, welke die wil noch heeft kunnen voorzien noch heeft kunnen voorkomen (Cass. 28 november 1984, Arr. Cass. 1984- 85, 436).
De overmacht moet dus onweerstaanbaar zijn, wat wil zeggen dat de overmacht zeker onvermijdbaar en onvoorzienbaar is. Met andere woorden, de vrije wil moet volledig uitgeschakeld zijn. Beschikt beklaagde over een keuze waardoor er een conflict rijst tussen twee belangen, is er geen sprake van overmacht.
De schuldontheffingsgrond van overmacht onderstelt voorts dat de beklaagde zich niet schuldig heeft gemaakt aan nalatigheid of gebrek aan voorzorg (Cass. 5 oktober 1953, Arr. Verbr. 1954, 66; Cass. 6 maart 1934, Pas. 1934, I, 207). De beoordeling van overmacht is een feitenkwestie die in concreto moet gebeuren.
Niet elke persoon die ten tijde van het misdrijf leed aan een geestesstoornis of handelde uit onweerstaanbare dwang kan zich dus op de schulduitsluitingsgrond van artikel 71 Sw. beroepen om de vrijspraak te verkrijgen. De geestesstoornis of dwang mag niet aan de dader te wijten zijn, wat de afwezigheid van een voorafgaande fout of nalatigheid inhoudt.
Wanneer de strafrechter vaststelt dat de beklaagde zelf zijn geestesstoornis ten tijde heeft veroorzaakt, bijvoorbeeld wanen of een psychose door overmatig druggebruik, mag hij volgens de klassieke leer niet aannemen dat er sprake is van een geestesstoornis in de zin van artikel 71 Sw. Hij kan dan volgens de klassieke leer aangeven dat de schulduitsluitingsgrond van artikel 71 Sw. niet van toepassing is of, anders geformuleerd, dat de beklaagde niet leed aan een geestesstoornis in de zin van artikel 71 Sw.
En toch... artikel 71 Sw. bevat geen uitzondering van een geestesstoornis die te wijten is aan verwijtbaar gedrag van de beklaagde, zoals overmatig drug- of alcoholgebruik. De oorsprong en aard van de geestestoestand die de schuld opheft zijn naar Belgisch recht niet relevant. Schulduitsluiting wegens een geestesstoornis is naar Belgisch recht totaal of niet. Een dader met psychische problemen is ofwel toerekeningsvatbaar, dus schuldig, ofwel ontoerekeningsvatbaar. zie
www.elfri.be - Rechtspraak - art. 71 ook zelf veroorzaakte geestesstoornis levert vrijspraak opHet bewijs van overmacht mag niet gebaseerd zijn op een loutere veronderstelling of een abstracte mogelijkheid, maar moet worden gestaafd door de gegevens van de zaak waaruit de geloofwaardigheid of het toeval ontegensprekelijk blijkt. Het is enkel wanneer de beklaagde een schuldontheffingsgrond aanvoert en zijn bewering enige geloofwaardigheid bevat, dat het openbaar ministerie de onjuistheid ervan moet bewijzen.
Met andere worden, wanneer de beklaagde zich op overmacht beroept, geldt de regel dat indien deze stelling enig geloofwaardig gegeven bevat niet van elke grond is ontbloot het openbaar ministerie het bewijs van de onjuistheid ervan moet leveren (Cass. 1 oktober 1980, Arr. Cass. 1980-81, 117; Cass. 11 september 1985, Arr. Cass. 1985-86, nr. 18; R. Declercq, La preuve en matière pénale, 1988, 13 e.v.).
De rechtbank die over de grond van de zaak beslist, oordeelt tevens op onaantastbare wijze over de door beklaagde ingeroepen feitelijke omstandigheden welke al dan niet een geval van overmacht uitmaken en zijn schuld uitsluiten.
Uittreksel uit het strafwetboek:
Art. 71. [
1 Er is geen misdrijf wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan [
2 ...]
2 of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan.]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-05/11, art. 87, 109; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie art. 136). Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
2)<Art. 87 van vorige wijziging gewijzigd bij W
2016-05-04/03, art. 231; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Oude versie (art. 71 in de versie voorafgaand aan de wetswijziging van 05/05/2014):
"art 71 SWB: Er is geen misdrijf, wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het ogenblik van het feit in staat van krankzinnigheid was of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan."