In de thans gebruikte betekenis van het woord is een sofisme een drogreden, waarbij met opzet, listige, spitsvondige, handige trucs (mèchanaí) een vals argument wordt opgebouwd. Sofistisch wordt gebruikt als adjectief om sofisme aan te duiden.
Een sofist is iemand die opzettelijk, middels drogredenen, listigheid (mêtis) en spitvondigheden en trucs een vals bewijs levert, misleidt of de werkelijkheid verdraait.
De sofistiek is de techniek die sofisten gebruiken.
De term wordt vandaag steeds in een pejoratieve context gebruikt. Historisch is de negatieve connotatie te wijten aan het werk van Plato (Athene, ca. 427 v. Chr. – aldaar, 347 v.Chr.), "De Sofist" (Gr.: Σοφιστης) waarin hij Socrates opvoert die zich zeer negatief uitlaat over de een rivaliserende filosofische beweging die de naam sofisten kregen en evenzeer later verafschuwd werden door Aristoteles. Hun geschreven bronnen zijn beter overgeleverd dan die van de "sofisten" waardoor we geen zekerheid hebben in hoeverre deze correct zijn. Sofisten (sophistès) was de scheldnaam die Socrates, geciteerd door Plato aan een door hem gehate groep redenaars en filosofen gaf.
Het is verleidelijk, doch verkeerd om de term sofisme etymologisch te verklaren vanuit in "sophos" of "sophia" in de verkeerde betekenis van wijsheid zoals we dit begrip vandaag begrijpen.
De wijsheid waarnaar de klassieke Grieken verwezen dient gelezen te worden als een kunnen, een kunde, een vaardigheid, in een vak, zoals in geneeskunde, scheepvaart, voorspelling, kunst. Met andere woorden het beheersen van een techné (τฮญχνฮฎ). De scheldnaam die Plato Socrates) en Aristoteles aan de Sofisten gaven, gaat terug op deze aloude betekenis van sophos.
De sofist is volgens Aristotles, hij die de techné heeft om middels trucs valse wijsheid en valse bewijzen (argumenten) levert, niet ten behoeve van de wijsheid (waarheidsvinding) zelf, maar louter om geldelijk gewin.
De term zelf sophistès had evenwel geen negatieve connotatie op zich. Zo werd de term sophistès gebruikt in het werk van Plato wanneer hij de kunde van de priesteres Diotima beschrijft bij initiatie van Socrates over het begrip schoonheid.
Weliswaar werd sophia daarnaast ook begrepen als (levens)wijsheid, lees het begrijpen van oorzaak en gevolg en van de onderliggende betekenis en grondslagen van ethiek, maatschappij, politiek en metafysica.
In deze betekenis van het woord kan men de scheldnaam "sofist" als cynische uitlating begrijpen in de zin van "wijsneus ", "betweter", "alweter"
"sophízesthai", werd de ironische term in de betekenis van "sophía verwerven" of "beoefenen", met de cynische ondertoon van "gewiekst zijn", en zelfs "bedriegen", "oplichten", "krom maken wat recht is".