Artikel 22, § 1, 5° van de Auteurswet (binnenkort artikel Xl.190, 9° van het Wetboek Economisch Recht) bepaalt immers dat wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, de auteur zich niet kan verzetten tegen de reproductie op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager, van werken die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is.
Artikel 46, 4° (artikel Xl.217, 7° van het Wetboek Economisch Recht) stelt dan het exclusieve recht van de omroeporganisaties niet geldt wat betreft de kosteloze privé-uitvoering in familiekring.
Deze bepalingen komen overeen met artikel 5, 2. b) van de Richtlijn Auteursrecht, dat de lidstaten beperkingen of restricties stellen op het reproductierecht te stellen ten aanzien van de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal.
De Richtlijn en de relevante rechtspraak van het Hof van Justitie terzake voorzien [in] 5 toepassingsvoorwaarden voor de thuiskopie, met name dat de reproductie
(i) moet vervaardigd zijn uit een geoorloofde bron,
(ii) moet gemaakt zijn door een natuurlijk persoon,
(iii) moet gemaakt zijn 'in' de familiekring en voor privégebruik (i.e. voor eigen gebruik of gebruik in de familiekring van de natuurlijke persoon die de reproductie heeft gemaakt),
(iv) geen economisch doel mag dienen, en
(v) dat een billijke compensatie aan de rechthebbenden wordt betaald.".
De uitzondering wat betreft de kopie voor privégebruik omschreven in artikel 5, 2., b) van de Richtlijn Auteursrecht moet zo worden uitgelegd dat ze niet van toepassing is op kopieën voor privégebruik die zijn vervaardigd uit een ongeoorloofde bron [ HvJ 10 april 2014, Act Adam t Stichting de Thuiskopie e.a., C-435 / 12, EU:C:2014:254, punt 41]