Omroepen kunnen naburige rechten op al hun uitzendingen laten gelden, ongeacht of zij er als auteur dan wel producent van kunnen worden beschouwd
Deze regel volt uit:
Artikel 1, § 1, lid 1 van de Auteurswet (vanaf 1 januari 2015 artikel Xl.165, § 1 van het Wetboek Economisch Recht) bepaalt dat alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om het op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren. Lid 4 van deze bepaling geeft aan de auteur van een werk van letterkunde of kunst het exclusieve recht om het werk volgens ongeacht welk procedé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, aan het publiek mede te delen.
Volgens artikel 44, § 1, b) van de Auteurswet (weldra artikel Xl.215, § 1, b) van het Wetboek Economisch Recht) heeft alleen de omroeporganisatie het recht de reproductie van haar uitzendingen door welk procedé ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk daaronder begrepen de distributie van vastleggingen van haar uitzendingen toe te staan.
Dit is een omzetting van de Richtlijn Auteursrecht [Richtlijn 2001 / 29 / EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, Pb. L 22 juni 2001, afl. 167, 10] waarvan artikel 2, e) de lidstaten oplegt ten behoeve van de omroeporganisaties te voorzien in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.