Er bestaat een wettelijke verplichting van de vergunningverlenende overheid inzake stedenbouw om vooraf het bindend advies van de dienst monumentenzorg in te winnen in het geval de aanvraag betrekking heeft op de werken die gelegen zijn in een beschermd dorpsgezicht. Dit advies is bindend indien het negatief is of voorwaarden oplegt.
Een rechtbank kan hieraan niet voorbijgaan door bijvoorbeeld te stellen dat de vordering van de herstelvorderende overheid, die gestoeld wordt op het instandhoudingsmisdrijf van art. 146 Stedenbouwdecreet 1999 en gemotiveerd wordt op voormeld statuut van beschermd dorpsgezicht, «niet kan worden beschouwd als wettig gebaseerd op motieven van goede ruimtelijke ordening», en bijgevolg onterecht wordt afgewezen.
Een ten laste gelegde instandhouding kan aldus bestaan in het schuldig verzuim om aan het bestaan van wederrechtelijk uitgevoerde werken een einde te maken aan en constructie gebouwd zonder voorafgaande schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen.
De wederrechtelijkheid van de instandgehouden werken vloeit voort uit de afwezigheid van de door art. 99 Stedenbouwdecreet 1999 opgelegde voorafgaande vergunning, strafbaar gesteld, in de periode dat zij plaatsvond, door art. 146, eerste lid, 1o, Stedenbouwdecreet 1999.
4Art. 11, § 2, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, zoals van toepassing vóór de opheffing bij art. 167 Stedenbouwdecreet 1999, verplicht de overheid bevoegd voor het uitreiken van de stedenbouwkundige vergunning, het bindend advies in te winnen van de minister bevoegd voor monumentenzorg.
Art. 111, § 5, Stedenbouwdecreet 1999 bepaalt op zijn beurt dat inzake vergunningsaanvragen met betrekking tot voorlopig of definitief beschermde monumenten of aanvragen gelegen in voorlopig of definitief beschermde stads- en dorpsgezichten of landschappen, steeds het advies dient te worden ingewonnen bij de administratie, bevoegd voor de monumenten en landschappen. Dit advies is bindend voor zover het negatief is of voorwaarden oplegt.
In deze context van ruimtelijke ordening vormt het oordeel van de administratie, bevoegd voor de monumenten en landschappen, aldus enkel een – eventueel bindend – advies dat deel uitmaakt van de procedure tot aflevering van een stedenbouwkundige vergunning. Een stedenbouwkundige vergunning kan daarbij worden geweigerd of voorwaardelijk worden verleend, alleen reeds op grond van voormeld bindend advies tot behoud van het beschermde stads- of dorpsgezicht. Het is aldus niet uit te sluiten dat ook de herstelvordering alleen op gronden die ontleend zijn aan de bescherming van het betrokken stads- of dorpsgezicht, wordt gemotiveerd.