De borderline-persoonlijkheidsstoornis is een van de in het DSM-IV genoemde persoonlijkheidsstoornissen. De naam borderline betekent letterlijk 'grens'.
Omschrijving
Iemand met de borderline-persoonlijkheidsstoornis heeft vaak een laag gevoel van eigenwaarde en een sterke neiging tot extreme (voor)oordelen. In relaties met vrienden en/of partner is het vaak alles of niets, vaak eerst alles en daarna plotseling niets.
Het lage gevoel van eigenwaarde kan resulteren tot automutilatie, (zichzelf bewust snijden of branden), sommigen zijn manipulators, anderen overschreeuwen hun onzekerheid door provocerend gedrag,
Borderliners lijken soms even "weg" te zijn, weg van de realiteit in hun eigen wereldje. Deze term heet dissociatie: Het lijkt dan alsof zij zichzelf in een film zien acteren. Dissociatie is een vluchtmechanisme om de emoties onder controle te houden. Het treedt meestal op als de stress teveel wordt.
Veel borderliners leven met de angst om verlaten te worden (ook als hiervan reëel geen sprake is). Zelfs in een groep mensen kunnen ze zich eenzaam voelen.
Borderline-persoonlijkheidsstoornissen kunnen ook samengaan met kortdurende ernstige psychische stoornissen en crisissituaties.
Geen twee borderline-patiënten zijn gelijk. De afwijking kent verschillende gradaties in, van zeer leefbaar tot zeer heftig.
Diagnose
De borderline-persoonlijkheidsstoornis manifesteert zich meestal in de adolescentie (jongvolwassenheid). Voor de oorzaken bestaat geen hard bewijs, maar er zijn wel aanwijzingen dat zowel genetische factoren als omgevingsfactoren een rol kunnen spelen. Volgens het DSM is de kans op de stoornis vijf keer zo groot indien de aandoening ook bij naaste familieleden voorkomt. Algemeen wordt aangenomen dat deze factoren, in combinatie met de sociale omgeving bepalend zijn voor het ontstaan en verloop. Het is niet bewezen dat traumatische gebeurtenissen in de jeugd verantwoordelijk zijn, maar een hoog percentage BPS-lijders meldt wel degelijk seksueel misbruik of emotionele verwaarlozing in de jeugd (een onderzoek van Mary Zanarini geeft 40-71 procent)[1]. Door deze verwaarlozingen zijn er hechtingsstoornissen ontstaan. Opvallend is dat de diagnose borderline bij vier tot vijf keer zoveel vrouwen als mannen wordt gesteld.
DSM-IV
Het DSM-IV (301.83) definieert de borderline-persoonlijkheidsstoornis als een aanhoudend patroon van instabiele interpersoonlijke relaties, een instabiel zelfbeeld, instabiele emoties en een sterke impulsiviteit. De stoornis uit zich in de vroege volwassenheid in verschillende situaties. De diagnose kan worden gesteld als sprake is van vijf of meer van de volgende situaties:
- De persoon probeert verwoed werkelijke of ingebeelde verlating te voorkomen (in dit verband wordt het suïcidale of automutilerende gedrag van criterium 5 niet meegerekend).
- De persoon vertoont een patroon van instabiele en intense persoonlijke relaties, waarbij idealisatie en minachting elkaar afwisselen.
- De persoon heeft een identiteitsprobleem: een aanhoudend sterk instabiel zelfbeeld of een sterk negatieve eigenwaarde.
- De persoon is impulsief op minimaal twee terreinen die mogelijk zelfbeschadigend zijn (bijvoorbeeld met geld smijten, seks, drugs- of alcoholmisbruik, gevaarlijk rijden, te veel of te weinig eten) (in dit verband wordt het suïcidale of automutilerende gedrag van criterium 5 niet meegerekend).
- De persoon vertoont regelmatig suïcidaal of automutilerend gedrag of dreigt hiermee.
- De persoon is affectief instabiel door wisselende stemmingen (bijvoorbeeld intense episoden van woede, irritatie of stress, die meestal enkele uren duren en zelden langer dan een paar dagen).
- De persoon heeft chronische gevoelens van leegheid.
- De persoon heeft intense woedeaanvallen of problemen om de woede te beheersen (bijvoorbeeld regelmatige driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijke vechtpartijen).
- De persoon heeft door stress veroorzaakte paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen.