(wet van 19 oktober 2015 houdende wijzigingen van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015) - Wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek .
Het nieuwe artikel 383bis Gerechtelijk Wetboek luidt:
" Art. 383bis § 1. Op hun verzoek en op voorstel, wat betreft de zittende magistratuur, van de eerste voorzitter of van de voorzitter van de rechtscollege waartoe zij behoren en, wat betreft de magistraten van het openbaar ministerie, van de procureur-generaal onder wiens gezag zij staan, kunnen de magistraten van de rechterlijke orde tot de inruststelling toegelaten wegens het bereiken van de leeftijd zoals bedoeld in artikel 383, §1, door de Koning gemachtigd worden om hun ambt uit te oefenen tot dat er voorzien is in de plaats die is opengevallen in hun rechtscollege.
De vrederechters kunnen onder dezelfde voorwaarden ook worden gemachtigd om hun ambt in een ander kanton van het gerechtelijk arrondissement te blijven uitoefenen. De machtiging geldt voor een periode van maximaal zes maanden die eenmaal kan worden hernieuwd.
Het voorstel wordt, wat de vrederechters en de rechters in de politierechtbank betreft, gedaan door de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank en in de arrondissementen Brussel en Eupen door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.) Wat de vrederechters en de rechters in de politierechtbank in het gerechtelijk arrondissement Brussel betreft, wordt het voorstel gedaan door de voorzitter van de Franstalige of Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg naar gelang van de taal van het diploma van licentiaat, doctor of master in de rechten waarvan zij houders zijn
§ 2. De bepalingen van §(...) 1 (...) zijn niet van toepassing op de eerste voorzitters van het Hof van Cassatie, de hoven van beroep en de arbeidshoven, de procureurs-generaal bij het Hof van Cassatie en de hoven van beroep, de voorzitters van de rechtbanken, de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank,]2 de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs.
§ 3. De magistraten die hun ambt uitoefenen krachtens de §(...) 1 (...) behouden ten aanzien van de magistraten die in dezelfde kamer zitting hebben, de rang die zij bekleedden bij hun inruststelling. <W 1998-12-22/47, art. 86, 067; Inwerkingtreding : 01-03-1999>
§ 4 De magistraten die hun ambt vervullen krachtens de §(...) 1 (...), genieten hun wedde overeenkomstig de bepalingen van titel III van boek II, en niet hun pensioen. "