uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek:
Art. 666. Alle grachten tussen twee erven worden vermoed gemeen te zijn, indien er titel noch teken is van het tegendeel.
Art. 667. Een teken dat een gracht niet gemeen is, is aanwezig wanneer de dijk of de opgeworpen aarde zich slechts aan één zijde van de gracht bevindt.
Art. 668. De gracht wordt geacht uitsluitend aan degene toe te behoren aan wiens kant zich de opgeworpen aarde bevindt.
Uittreksel uit het NBW
Art. 3.105
De afsluitingen die tot stand zijn gebracht langs of schrijlings op de perceelsgrens worden vermoed gemeen te zijn, behoudens verkrijgende verjaring of andersluidende titel.
Indien niet vaststaat dat de afsluiting zich schrijlings op de perceelsgrens bevindt, kan het vermoeden van mandeligheid ook worden tegengesproken door een teken van niet-mandeligheid.
De tekenen van niet-mandeligheid zijn, behoudens tegenbewijs, de volgende:
– een muur wordt vermoed toe te behoren aan de eigenaar van het perceel waarnaar de top van die muur afhelt of aan wiens zijde uit architecturale elementen de privatieve aard ervan blijkt;
– een gracht wordt geacht toe te behoren aan de eigenaar van het perceel aan wiens zijde de uitgegraven aarde zich bevindt;
– een afsluiting wordt vermoed toe te behoren aan de eigenaar van het afgesloten perceel wanneer één enkel perceel volledig is afgesloten.
Behoudens verkrijgende verjaring of andersluidende titel, wordt een steunmuur waarop de buur geen enkel recht uitoefent, vermoed privatief toe te behoren aan de eigenaar van het perceel waarvan hij de grond ondersteunt.
Een muur, gracht of haag die op de scheidingslijn staat en in mede-eigendom toebehoort aan de twee aangrenzende eigenaars, is gemeen.
Een gemene gracht dient door elk van de mede-eigenaars van zijn kant onderhouden te worden of op gemeenschappelijke kosten hersteld te worden indien dit noodzakelijk mocht blijken.
Als de schade werd veroorzaakt door schuld van één der mede-eigenaars, dan moet deze alleen voor de kosten instaan.
Wie mede-eigenaar is van een gemene gracht heeft het recht hebt om de gracht van zijn zijde te onderhouden zonder instemming van de nabuur. Een mede-eigenaar van een gemene gracht is aansprakelijk voor de schade ontstaan door diens gebrekkig onderhoud aan zijn zijde van de gracht.
De vrederechter is de bevoegde rechter tot beslechting van de geschillen over de gemene gracht. Hij kan onder meer het onderhoud opleggen en schadevergoeding toekennen.
Voor de gemene haag, gemene bomen en gemene slot zie art. 30 en volgende van het veldwetboek.