• Brussel 8 april 1998, R.W. 1998-99, 505 noot VANDEPLAS, A. .
Wie een slachtoffer in het aangezicht grijpt en verwondt, terwijl hij zijn tong kwaadschiks in diens mond brengt, pleegt geen verkrachting of geen aanranding van de eerbaarheid, maar maakt zich schuldig aan opzettelijke slagen en verwondingen.
De verkrachting, die in art. 375 Sw. wordt omschreven als 'elke daad van seksuele penetratie', vereist niet dat er een seksueel orgaan wordt gepenetreerd.
zie ook: Hof van Beroep te Antwerpen, 30/06/2016, RW 2017-2018, 547: "Een opgedrongen tongkus houdt geen seksuele penetratie in en kan derhalve niet worden beschouwd als verkrachting. Een dergelijke handeling kan echter wel worden beschouwd als een aanranding van de eerbaarheid, gepleegd met geweld of bedreiging.
Tijdens de beperking van het wetsontwerp in de Senaat werd betoogd dat deze vorm van penetratie (een opgedrongen tongkus) niet begrepen kan worden onder het door de wetgever bedoelde begrip «verkrachting» (Parl.St. Senaat, 1981-82, nr. 306/3, p. 4).
contra:
• Brussel 8 april 1998, RW 1998-99, 505, noot A. Vandeplas, alsook de reactie op deze annotatie en het wederantwoord in RW 1998-99, 791;
• I. Delbrouck, «Aanranding van de eerbaarheid – het misdrijf» in Comm. Straf., Mechelen, Kluwer, p. 8, nr. 16;
• L. Stevens, Strafrecht en seksualiteit. De misdrijven inzake aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, ontucht, prostitutie, seksreclame, zedenschennis en overspel, Antwerpen, Intersentia, 2002, p. 453-454, nr. 412.
• Vgl. evenwel Cass. 26 maart 2014, RDP 2014, 803, conclusie advocaat-generaal R. Loop.