De verdediging van minvermogenden wordt toebedeeld aan minvermogenden.
Deze uitspraak is ontleend aan een citaat van stafhouder Vandenheuvel (oud-stafhouder te Antwerpen en deken van de Nationale Orde): “de verdediging van minvermogenden wordt toevertrouwd aan de behoeftigen”.
Met deze uitspraak wou de stafhouder te Antwerpen aanduiden dat pro deo advocaten in de regel stagiairs zijn, lees stagiair-advocaten, lees advocaten die nog in opleiding zijn, weze het dat zij reeds hun titel als advocaat mogen dragen.
Deze jonge advocaten zijn in vele gevallen behoeftig en dit op twee vlakken:
• op materieel vlak is hun vergoeding die zij bekomen vrij laag en laat deze vergoeding hen niet in staat om onafhankelijk en zelfstandig te leven zonder hulp van hun partner of de ouders, zeker wanneer zij daarnaast ook nog eigen kosten hebben verbonden aan de opbouw van een eigen praktijk die in de beginjaren verlieslatend is met meer kosten dan baten. Er is weliswaar ondertussen een pro deo vergoeding maar stagiairs dienen hier maar al te lang op te wachten, soms meer dan een jaar en zijn hierbij onderworpen aan een hele resem formaliteiten. Bovendien bedraagt deze vergoeding niet veel meer dan omgerekend 25 euro per uur. Inmiddels wordt algemeen aanvaard dat het gemiddeld uurloon van een advocaat minimaal 125 euro per uur bedraagt, exclusief BTW. Deze berekening houdt rekening met alle kosten verbonden aan het beroep, waardoor een vergoeding van amper 25 euro per uur waarop men dan nog een jaar dient te wachten, te veel is om van het sterven maar te weinig om van te leven. Deze behoeftigheid vertaalt zich ook in een gebrekkige dienstverlening. Wanneer de basale behoeften van een advocaat onvoldoende gewaarborgd zijn, heeft dit een weerslag op de kwaliteit van zijn werk.
• bovendien zijn deze advocaten behoeftig in hun kennis en ervaring. Advocatuur leert men niet aan de universiteit. Aan de universiteit wordt recht gedoceerd en het recht in de praktijk zoals door de advocaat bedreven vraagt een jarenlange ervaring.
De motivering van heel wat stagiairs ontbreekt.
Men kiest vaak voor de stage in afwachting van een tewerkstelling in de privé-sector of in de ambtenarij dan wel op de griffie dan wel in de magistratuur.
Er zijn weinig afgestudeerden die zich als werkzoekenden laten inschrijven en de balie beschouwen als een plaats om louter ervaring op te doen. Enkel die advocaten die echt gemotiveerd zijn om het als advocaat te maken, zullen zich met hard en ziel inzetten voor een pro deo cliënt.
Maar daarnaast blijft ook nog de remming die ze van hun patron ondervinden. Sinds de patrons een kleine vergoeding dienen te betalen, verwachten de patrons dat de stagiairs zich voornamelijk inzetten voor het kantoor van de patron en zo weinig mogelijk pro deo zaken aanvaarden, dan wel zich hiervoor zo weinig mogelijk inzetten.
Tenslotte zijn er die advocaten die tableau advocaten zijn en zich vrijwillig laten inschrijven op de lijst van de pro deo advocaten.
Sommigen doen dit ter recuperatie van een aantal cliënten die meer kunnen betalen. Hiermee is niets mis. Anderen kiezen om toch maar pro deo cliënten te aanvaarden bij gebrek aan cliënteel.
Er leven heel wat advocaten in armoede die te weinig beklant worden. De vraag blijft open wat de reden hiervoor is. Zijn ze onvoldoende gemotiveerd, hebben ze te weinig aantrekkingskracht, scheelt er iets aan hun reputatie, of zijn het uitstekende advocaten zonder enig inzicht hoe ze cliënten kunnen verwerven.
Maar deze laatste categorie vindt in de regel beter betaald werk doordat zij hun bekwaamheid kunnen uitspelen om voor andere advocaten in onderaanneming te werken waarbij ze heel wat meer worden betaald dan de pro deo advocaat.
De relatie tussen de pro deo advocaat en de pro deo cliënt is vaak een relatie op een gespannen voet.
Men kan niet zomaar van pro deo advocaat veranderen. De pro deo advocaat wordt aangesteld en in tegenstelling tot de gewone advocaat kan een pro deo advocaat zich niet zo eenvoudig zelf ontslaan, zelf afstand nemen van de zaak.
Dit terwijl de cliënt soms aandringt tot actie die ondoordacht is dan wel overdreven.
De klachten op internetfora over de pro deo advocatuur zijn omvangrijk en niet bepaald lovend.
De conclusie blijft dat wie niet kan betalen voor rechtsbijstand, terug valt op een tweederangsverdediging, hetgeen het pro deo systeem niet zou mogen zijn.
Elke rechtsonderhorige heeft recht op de beste verdediging. Het pijnlijke voor de pro deo cliënt blijft derhalve dat hij zelfs geen beroep kan doen op de gewone gemiddelde advocaat, laat staan op de betere advocaat.
Een en ander wordt vaak opgelost door de familiale solidariteit, waarbij een derde er zich toe verbindt om het ereloon van een betere advocaat te betalen zodat het minvermogende ook kan rekenen op een betere verdediging.