Meer en meer groeit het besef dat gevangenisstraffen weinig bijdrage tot de correctie van de dader. Niet alleen wordt de hele familie mee gestraft, maar bovendien komt een gevangene slechter in de maatschappij uit de gevangenis dan dat hij er ingekomen is. De gevangenis is een totaal eigen wereld met eigen wetten en met een hiërarchie onder de gevangenen waar ook de tijd een andere dementie heeft. Het samen brengen van personen die misdaden of misdrijven gepleegd hebben, doet nieuwe banden ontstaan die best vermeden kunnen worden en verschaft kennis over het crimineel milieu en de wijze van het plegen van misdrijven. Gevangenissen zijn dan ook inspiratiebronnen voor nieuwe misdrijven en worden vaak de universiteiten van de onderwereld genoemd.
De wetgever heeft daarom voorzien in een aantal alternatieve straffen waaronder het elektronisch toezicht, het probatieuitstel en probatieopschorting, de autonome werkstraf.
De autonome werkstraf kan slechts worden opgelegd voor die misdrijven die strafbaar gesteld worden met gevangenisstraffen van 1 dag tot 5 jaar.
Niet alleen de correctionele rechter maar ook de politierechter kan werkstraffen uitspreken. Een werkstraf is steeds gekoppeld aan een vervangende gevangenisstraf of geldboete die zal worden uitgevoerd wanneer de werkstraf niet of gebrekkig wordt uitgevoerd. Een werkstraf kan worden uitgesproken ook ten aanzien van personen met een strafrechtelijk verleden. Bij de opbouw van een verdediging is het steeds aangewezen dat een advocaat in overleg met de cliënt een te volgen strategie uitstippelt waarbij natuurlijk de eerste en cruciale vraag is of er schuldig dan wel onschuldig zal gepleit worden.
Het licht van de zon erkennen heeft echter geen enkele zin. Wanneer de schuld onomstotelijk vast staat heeft het geen zin om de vrijspraak te vorderen. Ook een pleidooi voor een milde bestraffing bij extreem ernstige feiten kan totaal in het verkeerde keelgat schieten bij de rechter. Dit pleidooi houdt immers in dat de beklaagde onvoldoende inzicht heeft in de ernst van de gepleegde feiten en de schade die hij het slachtoffer en de gemeenschap heeft berokkend. Een goed strafpleidooi waarin schuldig wordt gepleit, vat derhalve best aan met de benadrukking van het schuldbesef van de beklaagde dat oprecht dient te zijn.
Uit morele overwegingen kan een dader beslissen om schuld te bekennen, ook al is er geen bewijs tegen hem. Bij afwezigheid van bewijzen staat het evenwel de verdediging totaal vrij om de vrijspraak te vragen, gezien de bewijslast rust bij het parket.
Bovendien kan niet voldoende benadrukt worden dat een bekentenis op zich geen bewijs is. Men kan bekennen om honderden redenen die niets met de eigen schuld te maken hebben, zo onder meer om de werkelijke dader uit de wind te zetten, om de druk van de verhoren te ontlopen …
Zo zijn ook bekentenissen tijdens het onderzoek gedaan steeds herroepbaar, zelfs ter zitting. Vanzelfsprekend zal de verdediging dan dienen toe te lichten waarom er aanvankelijk bekend werd.
Bij de opbouw van de strategie kan ook besloten worden om schuldig te pleiten wanneer de schuld vaststaat en het pleidooi volledig te concentreren op de strafmaat en de soort straf.
Het schuldinzicht is hierbij een belangrijk criterium om de strafmaat te verzachten. De stappen die de dader reeds heeft genomen tot herstel van de schade en herstel van zijn persoon (bijvoorbeeld het zelf volgen van een therapie, begeleiding, onthouding van bepaalde middelen …) kan hierbij eveneens zeer nuttig zijn.
Zoals de rechter beschikt over een waaier aan mogelijkheden bij de bestraffing, zo ook heeft de verdediging de mogelijkheid om een straf voor te stellen. Dit voorstel wordt best niet alleen uitvoerig uitgewerkt maar ook gemotiveerd.
Bij het pleidooi in zake probatieuitstel of probatieopschorting wordt vaak het argument gebruikt van het zwaard van Damocles. Het spreekwoordelijk zwaard dat met een zijde draadje boven het hoofd van de veroordeelde hangt tijdens een bepaalde proefperiode waarin hij zich dient te bewijzen dat hij de gunst van het probatieuitstel of probatieopschorting inderdaad verdient, zodat de betrokkene kan werken aan zichzelf en aan de vergoeding van het slachtoffer.
Zo ook kan de verdediging pleiten voor de autonome werkstraf op basis van de overweging dat een effectieve gevangenisstraf een vermogensvernietigend effect heeft hetgeen de slachtoffers niet ten goede komt en hetgeen de totale familie straft.
Wanneer een advocaat of de beklaagde zelf vraagt om een autonome werkstraf dan kan de rechter deze vraag niet zomaar negeren. De weigering om een autonome werkstraf uit te spreken dient door de rechter gemotiveerd te worden.
De rechter kan zich laten bijstaan door de justitieassistent ten einde in een beknopt voorlichtingsverslag te vernemen of de betrokkene in staat is om de werkstraf als alternatieve maatregel uit te voeren, rekening houdende met zijn fysieke en intellectuele capaciteiten, zijn beroepssituatie, zijn gezinssituatie, zijn gezondheidstoestand…
De justitieassistent kan ook de opdracht krijgen een maatschappelijke enquête uit te voeren waarbij de dader opnieuw met de feiten wordt geconfronteerd door de justitieassistent en waarbij hij geholpen wordt teneinde de impackt van zijn daden ten aanzien van de maatschappij en zichzelf beter te kunnen inschatten. Aan de hand van deze gesprekken en aan de hand van het voorlichtingsverslag kan de justitieassistent een aangepaste geïndividualiseerde maatregel voorstellen.
Wanneer de rechter een werkstraf uitspreekt, bepaalt hij niet de aard van de werkstraf. Ook de advocaat dient in conclusies niet een specifieke soort werkstraf voor te stellen. De veroordeelde wordt verwezen naar de justitieassistent van het justitiehuis van zijn verblijfplaats die dan de werkstraf bepaalt zoals deze door de veroordeelde kan worden uitgevoerd in functie van de beschikbaarheid. De justitieassistent brengt de probatiecommissie ter kennis van de wijze waarop de werkstraf wordt uitgeoefend waarbij deze probatiecommissie toezicht houdt op de uitvoering van de autonome werkstraf.
Bij eventuele problemen is de justitieassistent het aanspreekpunt van de veroordeelde.
De probatiecommissie kan kennis nemen van een verslag van de justitieassistent inhoudende deze problemen en eventueel de inhoud van de staf aanpassen of verduidelijken.
Maar de probatiecommissie kan ook bij haar tussentijdse evaluaties ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de veroordeelde, tot aanpassing of verduidelijking van de inhoud van de werkstraf overgaan.
Wanneer de werkstraf niet, slecht of gedeeltelijk uitgevoerd wordt zal de justitieassistent dit onmiddellijk melden in een verslag aan de probatiecommissie.
De veroordeelde zal dan dienen te verschijnen voor de probatiecommissie met recht op bijstand van een advocaat die het dossier kan inzien gedurende 5 dagen die voorafgaan aan de zitting van de probatiecommissie op het secretariaat van de probatiecommissie.
Vanzelfsprekend is er een recht op verdediging waarbij de beklaagde of diens advocaat de moeilijkheden binnen de uitvoering van de werkstraf kan uitleggen.
De probatiecommissie maakt dan een verslag op dat wordt gezonden aan de Procureur des Konings, naar de justitieassistent en naar de veroordeelde.
Het parket kan dan beslissen om de vervangende gevangenisstraf of de vervangende geldboete uit te voeren.
Wanneer reeds een gedeelte van de werkstraf werd uitgevoerd, zal hiermee rekening worden gehouden voor de resterende boete of de resterende gevangenisstraf.
De maximum duur van de autonome werkstraf is 300 uur. Het minimum is 20 uur. Bij recidive ( herhaling) kan een werkstraf worden opgelegd tot 600 uur.
Werkstraffen van meer dan 45 uur zijn correctionele straffen en werkstraffen van minder dan 45 uur zijn politiestraffen.
(Wettelijke bron wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken).