Middels een burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter wordt een gerechtelijk onderzoek gestart. Anders dan een opsporingsonderzoek kan een gerechtelijk onderzoek niet geseponeerd worden. Na afsluiting van het onderzoek beslist de raadkamer over de verdere rechtspleging. De onderzoeksrechter bepaalt bij de opstart van het onderzoek het te consigneren bedrag ter griffie. De burgerlijke partij bekomt dit bedrag terug na daadwerkelijke veroordeling. De onderzoeksrechter kan in de loop van het onderzoek een aanvullende consignatie eisen. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij de KI ( KI Gent, 16/05/2017, T. Strafr. 2018/5, 321).
Voordelen van een klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter:1. De strafvordering wordt op gang gebracht
2. Een eventueel stilzitten van het parket door sepot wordt verholpen
3. De burgerlijke rechtsvordering wordt vastgehecht aan de strafrechtelijke
4. Bewijsmateriaal kan verzameld
Nadelen verbonden aan een klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter1. Te betalen provisie aan de onderzoeksrechter
2. Le criminel tient le civil en état (de burgerlijke procedure kan niet afzonderlijk worden verdergezet)
3 Risico op veroordeling tot de de kosten van de procedure met inbegrip van een bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de Juridische Tweedelijnsbijstand, tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding aan de in verdenking gestelde en tot het betalen van een schadevergoeding aan de in verdenking gestelde bij buiten vervolgingstelling
4. Risico op een klacht wegens lasterlijke aangifte na buitenvervolgingstelling door de buitenvervolging gestelde, tegen de klager
5. Schadevergoeding te betalen aan de buitenvervolging gestelde bij vruchteloos beroep tegen de buiten vervolgingstelling.
Voorwaarden
De klager moet minstens aannemelijk worden gemaakt dat men als burgerlijke partij benadeeld is geweest. Het komt de strafrechter toe, en in eerste plaats de onderzoeksrechter bij wie de benadeelde zich burgerlijke partij stelt, om na te gaan of klager aannemelijk maakt persoonlijk benadeeld te zijn geweest en bijvoorbeeld niet enkel het herstel nastreeft van een door het misdrijf gekrenkt algemeen belang.
Deze aannemelijkheid van de geleden schade is voor de burgerlijke partijstelling een ontvankelijkheidvoorwaarde, die door de rechter niet kan getoetst worden indien de burgerlijke partij anoniem blijft en zich niet identificeert.
Krachtens artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek geldt het algemeen rechtsbeginsel dat een rechtsvordering niet kan toegelaten worden, indien de eiser geen hoedanigheid of geen belang heet om ze in te dienen.
Alleen de houder van de materiële aanspraken waarvan de effectuering wordt beoogd, kan in rechte optreden. Hij alleen heet de bij artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek vereiste hoedanigheid. Het recht om in rechte op te treden is een persoonlijk recht. Er moet een wezenlijke band bestaan tussen de procespartij en het litigieus materieel recht. (Jean Laenens e.a., Handboek Gerechtelijk recht, tweede editie, p 88).
De houder van het materieel recht is weliswaar niet verplicht zelf in rechte op te treden.
Hij kan vertegenwoordigd worden door een lasthebber-raadsman die voor rekening van de houder van het materieel recht procedeert.
De stelling als burgerlijke partij bij de onderzoeksrechter is aan geen enkel vormvoorschrift is onderworpen