Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
BEWAREND BESLAG.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1413. Iedere schuldeiser kan in spoedeisende gevallen aan de rechter toelating vragen om op de voor beslag vatbare goederen van zijn schuldenaar bewarend beslag te leggen.
Art. 1414. Elk vonnis, zelfs al is het niet uitvoerbaar niettegenstaande verzet of hoger beroep, geldt als toelating om bewarend beslag te leggen voor de uitgesproken veroordelingen, tenzij anders is beslist.
Art. 1415. Verlof om bewarend beslag te leggen mag niet worden verleend dan wegens een schuldvordering die zeker en opeisbaar is, en die vaststaande is of vatbaar voor een voorlopige raming.
Bewarend beslag kan geschieden tot zekerheid van een schuldvordering inzake te vervallen periodieke inkomsten, wanneer de vereffening daarvan gevaar loopt.
Art. 1416. Toekenning van uitstel van betaling verhindert niet dat bewarende beslagen worden toegelaten, hetzij door het vonnis, hetzij later op verzoekschrift door de beslagrechter, indien uit nieuwe omstandigheden blijkt van het gevaar dat ligt in het verwijl.
Art. 1417. De toelating die in artikel 1413 bepaald is, wordt gevraagd bij een verzoekschrift dat aan de rechter wordt gericht.
Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd of gezonden, op zijn datum voor gezien getekend door de griffier en ingeschreven in het register der verzoekschriften.
Art. 1418. Op het verzoekschrift wordt uiterlijk binnen acht dagen na de nederlegging beschikt.
De rechter bepaalt tot welk bedrag bewarend beslag wordt toegestaan.
Art. 1419. Tegen de beschikking waarbij toelating tot bewarend beslag wordt verleend of geweigerd, en tegen de beschikking waarbij de intrekking van die toelating wordt verleend of geweigerd, staat voorziening open, zoals bepaald in de artikelen 1031 tot 1034 van dit wetboek.
(De beslagene kan in geval van veranderde omstandigheden de wijziging of de intrekking van de beschikking vragen door dagvaarding hiertoe van alle partijen voor de beslagrechter.) <W 06-07-1979, enig art.>
De beschikking tot intrekking geldt als opheffing.
Art. 1420. In de gevallen waarin beslag kan worden gelegd zonder voorafgaande beschikking van de rechter, kan de beslagene de beslaglegger dagvaarden vóór de beslagrechter, ten einde de opheffing van het beslag te doen gelasten.
Art. 1421. Wordt het bewarend beslag gelegd op bederfelijke goederen of op vruchten en oogsten, dan worden zij verkocht met verlof van de rechter en op de wijze die hij beveelt. De opbrengst van de verkoop wordt gestort in de Deposito- en Consignatiekas.
HOOFDSTUK II. - Bewarend beslag op roerend goed.
Art. 1422. Het verzoekschrift om bewarend beslag te leggen op lichamelijke roerende goederen en wortelvaste vruchten bevat, behalve de in artikel 1026 voorgeschreven vermeldingen:
1° opgave van de titel, de oorzaken en het bedrag of de raming van de schuldvordering;
2° de naam, de voornaam, en de woonplaats van de schuldenaar.
Art. 1423. De beschikking waarbij het beslag wordt toegestaan, vermeldt, op straffe van nietigheid, het bedrag in hoofdsom, interest en kosten, waarvoor het beslag is toegestaan.
Art. 1424. Behoudens de hierna gestelde regels, geschiedt het bewarend beslag op roerend goed volgens de regels inzake uitvoerend beslag op roerende goederen en, indien het wortelvaste vruchten betreft, zoals bij beslag op vruchten te velde:
1° aan het bewarend beslag op roerend goed gaat geen bevel vooraf;
2° het beslagexploot bevat, op straffe van nietigheid, betekening van het verzoekschrift en van de beschikking waarbij het beslag wordt toegestaan of van het vonnis dat als toelating geldt, zoals bepaald is in artikel 1414; het bevat niet de vermeldingen bedoeld in artikel 1511;
3° (...) <W 2000-05-29/36, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
Art. 1425. Buiten het geval van schorsing, bedoeld in artikel 1493, geldt bewarend beslag gedurende drie jaren met ingang van de dagtekening van de beschikking en, indien er geen beschikking is verleend, met ingang van de datum van het exploot.
De rechter die het beslag toestaat, kan echter die termijn inkorten.
Bij het verstrijken van de driejarige termijn of van de krachtens het vorig lid ingekorte termijn, houdt het beslag van rechtswege op gevolg te hebben, tenzij het vernieuwd is.
Art. 1426. De schuldeiser die bewijst dat er gegronde redenen zijn om het beslag te handhaven, kan gemachtigd worden om het te vernieuwen.
De vernieuwing wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift, in te dienen bij de rechter die het beslag heeft toegestaan, door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder, en door deze ondertekend.
Op dit verzoekschrift wordt beschikt binnen de in artikel 1418 bepaalde termijn.
De beschikking waarbij de vernieuwing geweigerd wordt, is niet vatbaar voor hoger beroep.
Art. 1427. De beschikking waarbij vernieuwing wordt toegestaan, wordt als niet bestaande beschouwd, indien zij aan de beslagene niet betekend is vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het vroegere beslag.
Art. 1428. De duur van de vernieuwing wordt bepaald door de rechter die ze toestaat. De nieuwe termijn gaat in bij het verstrijken van de geldigheidstermijn van het beslag dat vernieuwd is.
HOOFDSTUK III. - Bewarend beslag op onroerend goed.
Art. 1429. Behoudens de regels in dit hoofdstuk gesteld, is het bewarend beslag op onroerend goed onderworpen aan de algemene regels van het uitvoerend beslag op onroerend goed.
Art. 1430. Het verzoekschrift om bewarend beslag te leggen op onroerende goederen bevat, behalve de in artikel 1026 voorgeschreven vermeldingen, een opgave:
1° van de titel, de oorzaken en het bedrag of de raming van de schuldvordering;
2° van de goederen waarop beslag moet worden gelegd;
3° de naam, voornamen, en woonplaats van de schuldenaar.
Bij het verzoekschrift worden gevoegd:
1° een uittreksel uit de kadastrale legger betreffende de goederen waarop beslag moet worden gelegd;
2° een getuigschrift van de hypotheekbewaarder met eventuele vermelding van alle bestaande inschrijvingen en alle overschrijvingen van een bevel of een beslag betreffende die goederen.
Art. 1431. De beschikking vermeldt, op straffe van nietigheid:
1° het bedrag waarvoor het beslag is toegestaan, in hoofdsom, interest en kosten;
2° de onroerende goederen waarop beslag mag worden gelegd, evenals hun kadastrale aanduiding.
Art. 1432. Aan het bewarend beslag op onroerend goed moet geen bevel voorafgaan.
Het beslag wordt gedaan bij deurwaardersexploot, dat aan de schuldenaar wordt betekend en, op straffe van nietigheid, bevat:
1° een afschrift van het verzoekschrift en van de beschikking waarbij het beslag wordt toegestaan, of, indien het nog niet is betekend, van het vonnis dat als toelating geldt, zoals bepaald is in artikel 1414;
2° vermelding van de identiteit van de schuldenaar, met naam, voornamen, beroep, woonplaats en geboorteplaats en datum;
3° nauwkeurige aanwijzing van de in beslag genomen goederen overeenkomstig artikel 1568;
4° het uittreksel uit de kadastrale legger.
Binnen vierentwintig uur na de handeling van beslag, zendt de optredende gerechtsdeurwaarder, bij ter post aangetekende brief, twee exemplaren van een bericht aan de ontvanger van belastingen in wiens ambtsgebied de eigenaar of de vruchtgebruiker van het goed zijn woonplaats heeft of zijn hoofdverblijfplaats, alsmede aan de ontvanger van belastingen van de plaats waar het goed gelegen is. Het bericht bevat aanduiding van het inbeslaggenomen goed en van de som ten belope waarvan beslag is gelegd. Bij niet-naleving van deze bepaling kan de gerechtsdeurwaarder er persoonlijk toe gehouden zijn de gewaarborgde belastingen te betalen, echter slechts tot beloop van het bedrag waarvoor beslag is gelegd.
Art. 1433. De beschikking waarbij bewarend beslag op onroerend goed wordt toegestaan, wordt als niet-bestaande beschouwd, indien binnen een maand na haar dagtekening niet een beslagexploot volgt, dat binnen de genoemde termijn behoorlijk ter overschrijving is aangeboden in het kantoor der hypotheken van de plaats waar de goederen gelegen zijn.
Art. 1434. De overschrijving wordt door de hypotheekbewaarder, op straffe van schadevergoeding, gedaan uiterlijk binnen acht dagen na de afgifte van het beslagexploot. Als dagtekening van de overschrijving geldt evenwel de dag van afgifte van het exploot.
Kan de hypotheekbewaarder de overschrijving van het beslagexploot niet verrichten op het ogenblik dat zij wordt gevorderd, dan vermeldt hij op de originele exploten die hem worden gelaten de dag en het uur waarop zij hem worden overhandigd.
Art. 1435. Een bewarend beslag op onroerend goed dat reeds ter overschrijving aangeboden of overgeschreven is, verhindert niet dat wegens andere oorzaken een nieuw bewarend beslag op hetzelfde onroerend goed wordt toegestaan, in welk geval er wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 1433 en 1434.
Evenzo kan bewarend beslag worden toegestaan en overgeschreven, niettegenstaande reeds een bevel is overgeschreven dat aan het uitvoerend beslag op onroerend goed is voorafgegaan, of een procedure tot beslag op onroerend goed aan de gang is met betrekking tot hetzelfde onroerend goed.
Art. 1436. Buiten het geval van schorsing, bedoeld in artikel 1493, geldt het bewarend beslag op onroerend goed gedurende drie jaren met ingang van de dagtekening der overschrijving.
Bij het verstrijken van deze termijn houdt het beslag van rechtswege op gevolg te hebben, en van dit beslag wordt in de hypothecaire getuigschriften geen melding meer gemaakt, tenzij de overschrijving vernieuwd is, zoals gezegd is in de artikelen 1439 en 1493.
Art. 1437. De schuldeiser die bewijst dat er gegronde redenen zijn om het beslag te handhaven, kan gemachtigd worden om het te vernieuwen, maar moet de vernieuwing vragen ten minste vijftien dagen vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van dat beslag, op straffe van verval.
De vernieuwing wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift, samen met de in artikel 1430 voorgeschreven stukken in te dienen bij de rechter die het beslag heeft toegestaan, door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder en door deze ondertekend.
Op dit verzoekschrift wordt beschikt binnen de in artikel 1418 bepaalde termijn.
De beschikking waarbij de vernieuwing geweigerd wordt, is niet vatbaar voor hoger beroep.
Art. 1438. De beschikking waarbij de vernieuwing van het beslag wordt toegestaan, bevat een nauwkeurige aanwijzing van de te vernieuwen overschrijving.
De vernieuwing geldt voor drie jaar. De nieuwe termijn gaat in de dag waarop de overschrijving wordt vernieuwd.
Art. 1439. De beschikking wordt aan de schuldenaar betekend. Zij wordt als niet bestaande beschouwd, indien de vernieuwing van de overschrijving niet gevraagd is vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het vroegere beslag.
De vernieuwing heeft plaats op overlegging aan de bewaarder van twee exemplaren van een verzoekschrift met nauwkeurige opgave van de te vernieuwen overschrijving samen met de uitgifte van de beschikking en het exploot van betekening, onverminderd de toepassing van artikel 90, 2e lid, van de wet van 16 december 1851, zo daartoe grond bestaat.
Art. 1440. Doorhaling van de overschrijvingen betreffende bewarende beslagen op onroerend goed of betreffende hun vernieuwing geschiedt overeenkomstig de artikelen 92 tot 94 van de hypotheekwet van 16 december 1851, waarvan artikel 92 gewijzigd is bij de wet van 10 oktober 1913.
Art. 1441. In geval van vrijwillige opheffing van de overschrijving mag de schuldeiser de opheffing die hij ondertekend heeft aan de bevoegde hypotheekbewaarder betekenen. Deze verricht de doorhaling tegen afgifte van het exploot van betekening waaraan de akte van opheffing gehecht blijft.
Art. 1442. Bewarend beslag op onroerend goed doet geen voorrang ontstaan ten voordele van de beslagleggende schuldeiser. Het verhindert niet het beslag op onroerend goed.
Art. 1443. De schuldenaar blijft in het bezit van de in beslag genomen goederen. Hij mag het genot ervan hebben als een goed huisvader, alle daden van beheer dienaangaande verrichten en over de vruchten beschikken.
Wanneer het genot van de in beslag genomen goederen het wezen ervan kan veranderen, kan iedere belanghebbende aan de beslagrechter vragen een sekwester aan te wijzen.
De beslagene mag geen houtkapping doen dan met verlof van deze rechter. Dit verlof is niet vereist voor de sekwester.
Art. 1444. Vanaf de dag waarop het beslag is overgeschreven, kan geen daad van vervreemding of vestiging van hypotheek betreffende het in beslag genomen onroerend goed worden ingeroepen tegen de schuldeiser die bewarend beslag heeft gelegd.
Hetzelfde geldt voor de vervreemdingen of vestigingen van hypotheek die aan de overschrijving van het beslag zijn voorafgegaan, maar op dat tijdstip nog niet overgeschreven of ingeschreven waren.
De in de eerste twee leden bedoelde vervreemdingen of vestigingen van hypotheek kunnen echter tegen de beslagleggende schuldeiser worden ingeroepen, indien de verkrijger of de hypothecaire schuldeiser een toereikend bedrag in consignatie geeft om de oorzaken van het beslag in hoofdsom en toebehoren te voldoen, voor zover de rechten van de beslaglegger nadien worden erkend. In geval van betwisting wordt het bedrag van deze consignatie bepaald door de beslagrechter.
De regel van het tweede lid vindt geen toepassing, wanneer het betreft:
1° de vernieuwing van een vorige niet vervallen hypothecaire inschrijving;
2° de wettelijke hypotheek die de invordering van successierechten waarborgt, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek der successierechten;
3° de wettelijke hypotheek die de invordering waarborgt van de directe belastingen in hoofdsom en opcentiemen en met bijvoeging van de intresten en kosten, voor zover ze ingeschreven is binnen acht werkdagen na de afgifte ter post van het bericht dat bedoeld is in artikel 1432.
HOOFDSTUK IV. _ Bewarend beslag onder derden.
Art. 1445. Iedere schuldeiser kan, op grond van authentieke of onderhandse stukken, bij gerechtsdeurwaarder, onder een derde, bewarend beslag leggen op de bedragen of zaken die deze aan zijn schuldenaar verschuldigd is.
Bij stilzitten van zijn schuldenaar kan de schuldeiser, met toepassing van artikel 1166 van het Burgerlijk Wetboek, dezelfde procedure voeren.
De akte van beslag bevat de tekst van de artikelen 1451 tot 1456 en de waarschuwing aan de derde-beslagene dat hij zich naar de bepalingen ervan moet gedragen.
Art. 1446. Bewarend beslag onder derden kan mede worden gelegd op schuldvorderingen met tijdsbepaling, onder een voorwaarde of in geschil, die aan de schuldenaar toebehoren.
Art. 1447. Zelfs wanneer er geen titel bestaat, kan de rechter, op verzoekschrift, derden-beslag toelaten.
Behalve de in artikel 1026 voorgeschreven vermeldingen, geeft het in drie exemplaren opgemaakt verzoekschrift ook aan:
1° de naam, de voornamen, de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, de verblijfplaats van de schuldenaar en de derde-beslagene;
2° de oorzaken en het bedrag of de raming van de schuldvordering.
Art. 1448. De beschikking vermeldt, op straffe van nietigheid, de bedragen waarvoor het beslag gedaan wordt.
Art. 1449. Op de eerste werkdag na de uitspraak van de beschikking zendt de griffier bij gerechtsbrief aan de verzoeker en aan de derde-beslagene een afschrift van het verzoekschrift en van de beschikking.
Die kennisgeving bevat de tekst van de artikelen 1451 tot 1456 en de waarschuwing aan de derde-beslagene dat hij zich naar die bepalingen moet gedragen.
Art. 1450. De verzoekende partij kan bovendien en zonder uitstel bij gerechtsdeurwaarder het afschrift van het verzoekschrift en van de beschikking, bedoeld in artikel 1449, laten betekenen.
Die betekening bevat de tekst van de artikelen 1451 tot 1456 en de waarschuwing aan de derde-beslagene dat hij zich naar die bepalingen moet gedragen.
Art. 1451. Vanaf de ontvangst van de akte houdende derden-beslag, mag de derde-beslagene de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag, niet meer uit handen geven, op straffe van gewoon schuldenaar te worden verklaard voor de oorzaken van het beslag, onverminderd schadevergoeding ten aanzien van de partij, indien daartoe grond bestaat.
Art. 1452. Binnen vijftien dagen na het derden-beslag, is de derde-beslagene gehouden verklaring te doen van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag.
De verklaring moet nauwkeurig alle dienstige gegevens voor de vaststelling van de rechten van partijen vermelden en, naar gelang van de gevallen, inzonderheid:
1° de oorzaken en het bedrag van de schuld, de dag van haar opeisbaarheid en in voorkomend geval haar modaliteiten;
2° de bevestiging door de derde-beslagene dat hij niet of niet meer de schuldenaar is van de beslagene;
3° de opgave van de beslagnemingen onder derden waarvan aan de derde-beslagene reeds kennis is gegeven.
Indien het derden-beslag op roerende goederen geschiedt, moet de derde-beslagene een omstandige staat van de bedoelde goederen bij zijn verklaring voegen.
(4° In voorkomend geval, de gecodeerde bedragen die op de creditzijde van een zichtrekening ingeschreven werden en de datum van de inschrijving ervan indien deze gebeurde tijdens de dertig dagen die de datum van het beslag voorafgaan.) <W 2004-06-14/37, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 01-07-2005 en ten laatste 01-07-2005>
Art. 1453. De verklaring van de derde-beslagene wordt verzonden bij ter post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangbewijs, respectievelijk aan de beslaglegger of aan de gerechtsdeurwaarder die voor hem is opgetreden, en aan de beslagen schuldenaar.
Afschrift van de stukken tot staving wordt gevoegd bij de verklaring die aan de beslaglegger of aan de optredende gerechtsdeurwaarder wordt afgegeven.
Art. 1454. De derde-beslagene is schuldeiser van de beslaglegger voor de kosten van de verklaring. Hij kan in voorkomend geval die kosten afhouden van de sommen waarvan hij schuldenaar is.
Bij gebreke van minnelijke regeling, worden de kosten begroot door de beslagrechter, op verzoek van de derde-beslagene, de partijen gehoord of opgeroepen.
Art. 1455. Indien de bezittingen waarvan de derde-beslagene schuldenaar is, vermeerderen voor de opheffing van het beslag, moet hij daarvan aan de beslaglegger en de beslagen schuldenaar kennis geven op verzoek van een van hen, in de vorm die voor de eerste verklaring is voorgeschreven, tenzij de vermeerdering in de eerste verklaring is voorzien.
Art. 1456. Indien hij zijn verklaring niet heeft gedaan binnen de wettelijke termijn, of ze niet met nauwkeurigheid heeft gedaan, kan de derde-beslagene, die daartoe voor de beslagrechter wordt opgeroepen, geheel of ten dele schuldenaar worden verklaard van de oorzaken en de kosten van het beslag, onverminderd de kosten van de tegen hem ingestelde procedure, die in die gevallen te zijnen laste vallen.
Indien de derde-beslagene de schuld betwist waarvan de beslaglegger betaling wil bekomen, dan wordt de zaak voor de bevoegde rechter gebracht of wordt zij in voorkomend geval naar hem verzonden door de beslagrechter.
Art. 1457. De akte van derden-beslag wordt in haar geheel aangezegd binnen acht dagen na ontvangst ervan door de derde-beslagene. Deze aanzegging wordt verricht bij ter post aangetekende brief met ontvangbewijs of bij deurwaardersexploot, door de beslaglegger aan de beslagen schuldenaar, bij gebreke waarvan de beslagrechter de opheffing van het beslag kan gelasten.
De kosten van die rechtspleging zijn in ieder geval ten laste van de beslaglegger die een laattijdige aanzegging heeft gedaan, onverminderd schadevergoeding indien daartoe grond is.
Art. 1458. Buiten het geval van schorsing, voorzien in artikel 1493, geldt het bewarend beslag onder derden gedurende drie jaren met ingang van de dagtekening van de beschikking en, indien er geen beschikking is gegeven, te rekenen vanaf het exploot.
Bij het verstrijken van de driejarige termijn houdt het beslag van rechtswege op gevolg te hebben, tenzij het vernieuwd wordt.
Art. 1459. De schuldeiser die bewijst dat er gegronde redenen zijn om het beslag te handhaven, kan gemachtigd worden om het te vernieuwen.
De vernieuwing wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift, in te dienen bij de rechter die bevoegd is om het beslag toe te staan door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder en door deze ondertekend.
Op dit verzoekschrift wordt beschikt binnen de in artikel 1418 bepaalde termijn.
De rechter die de vernieuwing toestaat, bepaalt de duur ervan. De termijn gaat in bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het beslag dat vernieuwd is.
De beschikking die vernieuwing weigert, is niet vatbaar voor hoger beroep.
Art. 1460. De beschikking wordt als niet bestaande beschouwd, indien zij niet bij deurwaardersexploot betekend is aan de schuldenaar tegen wie het beslag geschiedt, en aan de derde-beslagene, en wel vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het vroegere beslag.
HOOFDSTUK V. _ Pandbeslag.
Art. 1461. De eigenaars en hoofdhuurders van huizen of landeigendommen kunnen, onverschillig of er een schriftelijk of een mondeling huurceel bestaat, zonder verlof van de rechter, één dag na het bevel, wegens vervallen huur- of pachtgelden beslag doen leggen op de goederen en vruchten waarmee de verhuurde plaatsen zijn toegerust en die zich op de verhuurde gronden bevinden.
Ook op de goederen van de onderpachter of onderhuurders, waarmee de plaatsen die zij bewonen zijn toegerust, en op de vruchten van de grond die zij onderhuren, kan pandbeslag gelegd worden wegens vervallen huur- of pachtgelden die verschuldigd zijn door de huurder of pachter van wie zij huren; zij verkrijgen evenwel opheffing indien zij bewijzen dat zij betaald hebben zonder bedrog en zonder dat zij voorafbetalingen kunnen opwerpen.
HOOFDSTUK VI. _ Beslag tot terugvordering.
Art. 1462. In de gevallen waarin er grond bestaat om de eigendom, het bezit of het houden van een roerend goed terug te vorderen, kan hij die terugvordert dit goed, onverschillig in wiens handen het zich bevindt, met toelating van de rechter in beslag nemen.
Art. 1463. Het beslag tot terugvordering wordt gedaan volgens de regels voor het bewarend beslag op roerend goed.
Art. 1464. Ieder verzoekschrift tot het doen van beslag tot terugvordering bevat, behalve de in artikel 1026 voorgeschreven vermeldingen, een beknopte aanwijzing van de teruggevorderde zaken.
Art. 1465. De rechter kan beslag tot terugvordering toestaan, zelfs op wettelijke feestdagen.
Art. 1466. Indien degene bij wie de terug te vorderen zaken zich bevinden, geen toegang wil verlenen of zich tegen het beslag verzet, wendt men zich bij verzoekschrift tot de rechter: inmiddels wordt het beslag geschorst, met dien verstande dat de verzoeker een deurwachter kan aanstellen.