voorwaarden bewarend beslag
Om bewarend beslag te kunnen leggen moet :
- de schuldvordering moet eisbaar zijn
- de schuldvordering moet zeker zijn
- de schuldvordering moet vaststaand zijn
Wanneer een schuldeiser het bewarend beslag gelegd, doet hij dit op eigen verantwoordelijkheid. De beslagene kan onmiddellijk verzet aantekenen bij de beslagrechter. Het verweer zoals te voeren voor de beslagrechter bestaat erin aan te tonen dat de vordering ofwel niet eigenaar is, ofwel niet zeker is, ofwel niet vaststaand is..
De beslagrechter beoordeelde de vordering marginaal. Hier dus geen uitspraak over de rechten van de partijen. De marginale toetsing betekent dat de beslagrechter nagaat of de vordering op het eerste zicht gegrond lijkt. Dit betekent dat de eis een voldoende is geen van de gegrondheid heeft, dan wel niet vatbaar is voor redelijke betwisting.
Dit alles neemt niet weg dat de loutere betwisting van een schuldvordering niet volstaat om te besluiten tot het gebrek aan zekerheid van de vordering (zie beslagrechter Brugge 25 januari 1982 JT 1983,397).
Anderzijds mag wel worden aangenomen dat een schuldvordering de vereiste zekerheid mist wanneer de vordering het voorwerp is van een ernstige betwistingen voor de bodemrechter of afhangen van de uitslag van een deskundigenonderzoek (zie hof van beroep Antwerpen 12 maart 2008 NJW 201, 364 en Dirix E. en Broeckx K., beslag, APR 433-434, p. 275-276.
Uittreksel gerechtelijk wetboek
klik hier voor de geconsolideerde tekst
HOOFDSTUK II. - Bewarend beslag op roerend goed.
Art. 1422. Het verzoekschrift om bewarend beslag te leggen op lichamelijke roerende goederen en wortelvaste vruchten bevat, behalve de in artikel 1026 voorgeschreven vermeldingen:
1° opgave van de titel, de oorzaken en het bedrag of de raming van de schuldvordering;
2° de naam, de voornaam, en de woonplaats van de schuldenaar.
Art. 1423. De beschikking waarbij het beslag wordt toegestaan, vermeldt, op straffe van nietigheid, het bedrag in hoofdsom, interest en kosten, waarvoor het beslag is toegestaan.
Art. 1424. Behoudens de hierna gestelde regels, geschiedt het bewarend beslag op roerend goed volgens de regels inzake uitvoerend beslag op roerende goederen en, indien het wortelvaste vruchten betreft, zoals bij beslag op vruchten te velde:
1° aan het bewarend beslag op roerend goed gaat geen bevel vooraf;
2° het beslagexploot bevat, op straffe van nietigheid, betekening van het verzoekschrift en van de beschikking waarbij het beslag wordt toegestaan of van het vonnis dat als toelating geldt, zoals bepaald is in artikel 1414; het bevat niet de vermeldingen bedoeld in artikel 1511;
3° (...) <W 2000-05-29/36, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
Art. 1425. Buiten het geval van schorsing, bedoeld in artikel 1493, geldt bewarend beslag gedurende drie jaren met ingang van de dagtekening van de beschikking en, indien er geen beschikking is verleend, met ingang van de datum van het exploot.
De rechter die het beslag toestaat, kan echter die termijn inkorten.
Bij het verstrijken van de driejarige termijn of van de krachtens het vorig lid ingekorte termijn, houdt het beslag van rechtswege op gevolg te hebben, tenzij het vernieuwd is.
Art. 1426. De schuldeiser die bewijst dat er gegronde redenen zijn om het beslag te handhaven, kan gemachtigd worden om het te vernieuwen.
De vernieuwing wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift, in te dienen bij de rechter die het beslag heeft toegestaan, door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder, en door deze ondertekend.