Niemand kan verplicht worden om in onverdeeldheid te blijven (art. 815 B.W.) Maar hoe verhoudt deze bepaling zich ten aanzien van de contractuele onverdeeldheid en de meer bepaald de maatschap?
Art. 815 BW is van toepassing op een ontbonden maatschap. (art. 55 W.Venn).Maar aangezien een maatschap ontstaat door een overeenkomst stelt zich terecht de vraag of artikel 815 BW van toepassing is op een actieve maatschap.
Over de problematiek inzake de “verdeling van de maatschap” zie H. Braeckmans en R. Houben, Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, p. 55, nr. 78, p. 162, nr. 291 en p. 166, nr. 297; J. Vananroye, o.c., p. 241-244, nr. 338); Cass. 17 december 1853, Pas. 1854, I, 82; M.E. Storme, TPR 1998, p. 791-792, nr. 138; J. Kokelenberg, TBBR 1997, p. 247, nr. 10; D. Lechien en R. Pirson, in P. Dehan (ed.), La copropriété, 232-233; J. Vananroye, “Vermogensstructuur, aansprakelijkheid en verhaalbaarheid in de maatschap” in Knelpunten van 30 jaar vennootschapsrecht, Antwerpen, Biblo, 1999, (205), p. 216, nr. 15; J. Vananroye, “Slingerende toerekening: de zakelijke rechten van een maatschap”, TRV 2014, p. 252, nr. 45.
Hoe dan ook kan de verdeling van het actief en passief van een maatschap slechts gevorderd na ontbinding van de maatschap (Cass. 12 juni 1841, Pas. 1841, I, 223; Rb. Gent 21 juni 2011, RW 2013-14, 708).
De ontbinding van de maatschap wordt geregeld door art. 39, 43 en 45 W.Venn. Art. 39-5o W.Venn. (B. Tilleman, Ontbinding van vennootschappen, Kalmthout, Biblo, 1997, p. 26-27, nr. 5).
Art. 815 BW is niet van toepasselijk op actieve boedels. De maatschap is een voorbeeld van een actieve boedel.
Quid vordering tot onuitverdeeldheidtreding uitgaan van schuldeisers van één van de deelgenoten
Schuldeisers kunnen een vordering instellen op grond van 815 B.W. inzake hereditaire onverdeeldheden. Maar quid met de conventionele onverdeeldheden?
Primeert het recht van verhaal van de schuldeisers om verhaal te nemen op het vermogen van hun schuldenaar (art. 7 en 8 Hyp.W.), dan wel de niet-tegenwerpelijkheid van overeenkomsten (art. 1165 BW), die hoe dan ook art. 7 en 8 Hyp. Wet tempert?
Schuldeisers kunnen nooit meer rechten in naam van hun schuldenaar uitoefenen dan de rechten die een schuldenaar heeft. Zo zal een schuldeiser art. 1561 Ger.W. dienen te respecteren en een conventionele onverdeeldheid voor een maximumtermijn van 5 jaar aangegaan dienen te respecteren en dus niet eerder gedwongen de onverdeeldheid kunnen vorderen. (V. Sagaert, in A.-L. Verbeke en F. Buyssens (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, p. 81-82, nrs. 26-27).
De meerderheidstelling in rechtsleer en rechtspraak stelt dat de beperking van de conventionele onverdeeldheid tot maximum vijf jaar mbt de tegenwerpelijkheid van de overeenkomsten geldt voor iedere onverdeeldheid, ongeacht de oorsprong (R. Jansen, “Artikel 815 BW” in Comm.Erf., p. 27-23, nr. 29 en p. 36, nr. 51; V. Sagaert, o.c., in A.-L. Verbeke en F. Buyssens (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, p. 81-82, nrs. 26-27; N. Carette, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2013” in N. Carette en R. Barbaix (eds.), Tendensen vermogensrecht 2014, p. 69-70, nr. 19, c); A. Verbeke, o.c., T.Not. 2011, 187-188; E. Dirix, o.c., in P. Senaeve (ed.), Concubinaat, p. 217, nr. 352).
Er bestaat geen wettelijke mogelijkheid (wettige) om een conventionele onbeslagbaarheid in het leven zou roepen, (V. Sagaert, o.c., in A.-L. Verbeke en F. Buyssens (eds.), Actuele reflecties over notariële materies, p. 82, nr. 28).
Maar schuldeisers kunnen geen vordering instellen tot openbreking of ontbinding, laat staan vereffening van actieve boedels, zoals een maatschap.