De benadeelde in de zin van art. 13 §1 WAM-Wet kan een verzoek tot schadevergoeding indienen bij de verzekeraar van degene die het ongeval heeft veroorzaakt of de verzekeraar van de eigenaar, houder of bestuurder van het motorrijtuig betrokken in het ongeval in de zin van art. 29bis, § 1, eerste lid, van deze wet, Hij heeft hiertoe een termijn van 3 maand.
De schaderegelaar moet een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding moet voorleggen wanneer de aansprakelijkheid of de toepassing van art. 29bis van deze wet niet wordt betwist en de schade niet wordt betwist en gekwantificeerd werd.
Wanneer de schade niet volledig gekwantificeerd werd maar kwantificeerbaar is, moet de verzekeraar of zijn schaderegelaar een voorstel tot voorschot voorleggen (art. 13, § 1, tweede lid, W.A.M.-wet). Indien geen voorstel tot schadevergoeding is voorgelegd binnen de termijn van drie maanden bedoeld in art. 13, § 1, eerste lid, W.A.M.-wet, is de verzekeraar van rechtswege gehouden tot betaling van een bijkomend bedrag, berekend tegen de wettelijke rentevoet, toegepast op de door hem voorgestelde of door de rechter aan de benadeelde toegewezen vergoeding (art. 13, § 2, eerste lid, W.A.M.-wet).
De benadeelde die de verzekeraar heeft gedagvaard op grond van het verkeersongeval waarvan hij slachtoffer is geworden, mag zijn eis in de loop van het geding uitbreiden tot het verkrijgen van betaling van het bijkomend bedrag dat bedoeld is als sanctie in art. 13, § 2, eerste lid, W.A.M.-wet.
Wanneer een gedeelte van de schade wordt betwist of nog niet kwantificeerbaar is, kan de verzekeraar een voorstel tot schadevergoeding doen voor het niet-betwiste gedeelte.