Een ting, thing, ding is een niet permanente volksvergadering van Germaanse volkeren van vrije personen die op permanente wijze samenkwam als een parlement waarin recht werd gesproken en normen (wetten) werden vastgelegd, dan wel beslist werd tot uitvoering van normen. Aldus betekent "ding" niet alleen de vergadering (de rechtbank) maar ook het voorwerp van de vergadering, het "geding", de rechtszaak.
In het Oudnoords heet deze vergadering þing, in het Oudfrankisch, Oudfries en Oudnederduits thing (thingia = een geding houden), en in het Oudengels ðing.
Het ding werd door de Germanen "verbonden" aan de Germaanse god *Tiwaz (zie ook Týr), wellicht de god van het recht.
Het huidige parlement van Denemarken heet het Folketing, dat van IJsland het Alþing en dat van Noorwegen het Storting. Het parlementsgebouw van Groenland heet Landsting en dat van de Ålandseilanden en de Faeröer respectievelijk Lagting en Løgting.
Het Nederlandse dinsdag zou afgeleid kunnen zijn van ding, als dag waarop het ding gehouden werd, of van de bovengenoemde god Thingsus. Dinsdag zou dus betekenen de dag van het ding, de dag van het geding, de dag van de rechtszaak. Toeval of niet, de dinsdag lijkt de drukste dag op de rechtbanken.
Zie ook de uitdrukkingen:
- in het geding brengen
- een geding inspannen
- kortgeding
- afstand van geding
- hervatting van geding
- gedinginleidend exploot
- burgerlijk geding
- in het geding zijn
- dingen
- goede en kwade dingen
Vandaag is ding één van de meest vage betekenisloze begrippen geworden. Zie dinges, dingske, of in het Engels "thing", dan wel in het Frans "chose". Ding betekent vandaag niet meer als object, voorwerp, zaak.
Vandaag is overigens justitie geen recht meer, maar een product, een ding. In de ethiek is het ding tegengesteld aan de persoon.