Uittreksel uit het wetboek van strafvordering (voorafgaande titel)
Art. 24.<W 2002-07-16/41, art. 3, 014;
Inwerkingtreding : 01-09-2003> De verjaring van de strafvordering is geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk beletsel bestaat dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering verhindert.
Gedurende de behandeling van een door de verdachte, de burgerlijke partij of de burgerrechtelijk aansprakelijke partij voor het vonnisgerecht opgeworpen exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid of nietigheid is de strafvordering geschorst. Indien het vonnisgerecht de exceptie gegrond verklaart of indien de beslissing over de exceptie bij de zaak zelf wordt gevoegd, is de verjaring niet geschorst.
[
1 [
3 De verjaring van de strafvordering is geschorst telkens als de raadkamer in het kader van de regeling van de rechtspleging, ingevolge de toepassing van artikel 127, § 3, van het Wetboek van strafvordering door een inverdenkinggestelde ingediend verzoek, de rechtspleging niet kan regelen. De schorsing gaat in op de dag van de eerste zitting voor de raadkamer die vastgesteld werd met het oog op de regeling van de rechtspleging, zowel wanneer het verzoek geweigerd dan wel ingewilligd werd, en eindigt de dag voor de eerste zitting waarop de regeling van de rechtspleging door het onderzoeksgerecht wordt hervat, zonder dat elke schorsing evenwel langer dan een jaar mag duren.]
3 [
3 ...]
3.]
1 [
2 De verjaring van de strafvordering is geschorst wanneer een beklaagde verzet aantekent dat onontvankelijk of ongedaan wordt verklaard, gedurende de behandeling ervan. De schorsing geldt vanaf de akte van verzet tot de beslissing die vaststelt dat het verzet onontvankelijk of ongedaan is.]
2 (NOTA : bij arrest nr 83/2015 van 11-06-2015 (B.St. 11-08-2015, p. 50965) heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel) ----------
(
1)<W
2013-01-14/07, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 61, 038; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-12-25/14, art. 32, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Om te vermijden dat door de wet Franchimont, de verdachte zelf de verjaring zou kunnen bewerkstelligen werd uitdrukkelijk bepaald dat de verjaring van de strafvordering geschorst wordt gedurende de behandeling van een exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid of nietigheid geuite voor de strafrechter (niet een voor de onderzoeksrechter) en voorzover de exceptie nadien werd afgewezen. Indien dus de exceptie door het vonnisgerecht gegrond wordt verklaard of wanneer de exceptie bij de zaak zelf wordt gevoegd zal de verjaring niet geschorst zijn.
Wanneer naar aanleiding van een prejudicieel geschil de zaak naar een ander rechtscollege wordt verzonden is de verjaring van de strafvordering geschorst tot wanneer dit college uitspraak heeft gedaan.
Wanneer de rechter op basis van de probatiewet een straf met opschorting uitspreekt wordt de verjaring van de strafvordering geschorst tijdens de proef termijn.