Commentaar en toelichting
Het recht tot antwoord inzake de audiovisuele middelen wordt geregeld door artikel zeven van de wet betreffende het recht tot antwoord.
uittreksel uit artikel 7: "Onverminderd de andere rechtsmiddelen heeft elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, elke feitelijke vereniging die bij name is genoemd of impliciet is aangewezen in een audiovisuele uitzending, uitgave of programma van periodieke aard, het recht, onder aanwijzing van een persoonlijk belang, kosteloos de uitzending of de opneming van een antwoord te vorderen om één of meer onjuiste feiten die hem betreffen recht te zetten of om te antwoorden op één of meer feiten of verklaringen die van zodanige aard zijn dat zij de eer aantasten".
Dit artikel stelt dat onverminderd de andere rechtsmiddelen elke natuurlijke persoon of rechtspersoon elke feitelijke vereniging die bij naam is genoemd of impliciet is aangewezen in audiovisuele uitzending, uitgaven of programma van periodieke aard, het recht geeft onder aanwijzing van een persoonlijk belang, kosteloos de uitzending of de opneming van een antwoord te vorderen om één of meerdere onjuiste feiten die hem betreffen recht te zetten op een of meer feiten of verklaringen die van zodanige aard zijn dat zij de eer aantasten.
De wet van 1977 heeft rekening willen houden met de moderne media van die tijd en dus niet alleen met Radio en televisie maar ook met de verspreiding via de kabel, de videocassettes, de vinylplaten en dergelijke meer. Maar men kan niet ontkennen dat de wet van 1977 niet aangepast was aan het Internet. Op dit ogenblik worden de meeste teksten zelfs verspreid via het Internet waarbij het wel zeer moeilijk wordt om onmiddellijk op ditzelfde Internet de publicatie van een antwoord te eisen. Daarnaast zijn er nog tal van andere media zoals chatkanalen, de websites, de bloggers, de Podcasting
Al het geen op deze wijze verspreid wordt kan onrechtmatig zijn en ook deze berichten dienen aanzien te worden als geschriften in de zin van artikel 444 van het strafwetboek hetgeen bevestigd werd in een arrest van het hof van beroep te Brussel van 27 juni 2000 AM 2001,142 met noot)
De strafwet heeft voor deze bijzondere media niets voorzien en door het legaliteitsbeginsel kan men de bijzondere wetten betreffende het recht tot antwoord op deze nieuwe media niet toepassen zonder eerst de wet aan te passen.
Maar opnieuw belet dit niet dat ten aanzien van deze nieuwe media artikel 1382 Burgerlijk Wetboek van toepassing is hetgeen aanleiding kan geven tot een vordering in schadevergoeding waarbij de schadevergoeding vooreerst in natura kan gevorderd worden door bijvoorbeeld verwijdering van de gewraakte passages van het Internet, door opname van een rechtzetting, door een verbod op te leggen om verder in zelfde zin berichten te verspreiden, desnoods onder verbeurte van een dwangsom.
Tussen het recht op antwoord bij de audiovisuele middelen en de geschreven pers zijn er een paar belangrijke verschillen. Bij de audiovisuele media kunnen ook feitelijke verenigingen een recht van antwoord te vorderen, moet de indiener van het recht een persoonlijk belang kunnen aantonen en moeten de recht te zetten feiten onjuist zijn of van aard de eer te krenken.
Onjuiste feiten kunnen niet verward worden met politieke ideeën waarmee men het niet eens is. Het moet eens gaan om objectief meetbare en tastbare gegevens waarvan de juistheid kan worden vastgesteld.
Niet alleen onjuiste feiten, maar ook ook juiste of niet-vermelde feiten die de eer kunnen aantasten geven aanleiding tot een recht van antwoord. Toen in een tv reportage over de zogenaamde 'assisentoeristen' (personen die voor de hobby Assisen processen bijwonen en de gretigheid waarmee deze mensen in de zaal willen beslissen over andermans leven) waarbij een assisenzaak op de achtergrond werd vertoond niet vermeld werd dat de beschuldigde in deze zaak werd vrijgesproken van moord, kon enkel vastgesteld worden dat de programmamakers onjuiste of minstens onvolledige achtergrondinformatie hadden verstrekt met vanzelfsprekend schadelijke gevolgen voor de vrijgesproken beklaagde die zich opnieuw in beeld gebracht zag als een van moord beschuldigde crimineel zonder hierbij te melden dat hij onschuldig was. De rechter heeft de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op 25 juni 1997 (AM 1997,420), een recht van antwoord verschaft.
Gaven onder meer ook aanleiding tot een recht van antwoord:
- de onterechte aantijging dat een partij het stilzwijgen wilde bewaren;
- de insinuatie dat de eisende partijen fascistisch ideeëngoed zouden propageren;
- het gebruik van de term terrorist.
Het recht van antwoord bestaat ten aanzien van elke uitzending of elk audiovisueel programma van periodieke aard. Er is zeker geen uitzondering voor het (politiek) debat programma's die dus geen alibi zijn om beledigend of onjuiste uitlatingen ten beste te kunnen geven. Ook deze uitzendingen kunnen aanleiding geven tot een recht van antwoord voor uitspraken zowel van de panelleden, als van de beroepsjournalisten.
Het feit dat er een persoon geweigerd heeft aan een uitzending deel te nemen verschaft niemand het recht om hem nadien in de uitzending zelf in zijn eer aan te tasten of nopens hem onjuiste feiten te vermelden. Zelfs de afwezige zal nadien kunnen reageren met een recht van antwoord.
Het recht van antwoord bestaat zelfs ten aanzien van mededelingen verstrekt door de eiser zelf voor zover deze onjuist zijn of door de monteurs van het programma een onjuist beeld weergeven of door de montage dan wel door de loutere weergave in zijn eer krenken.
Men kan niet anticipatief reageren op een verwachte uitzending door bijvoorbeeld te eisen dat in een bepaalde nog uit te zenden uitzending een bepaalde vermelding zal worden opgenomen (zie voorzitter rechtbank Dendermonde 27 november 2001 AM 2002,87).
Men moet niet in leven zijn om het recht van antwoord te laten gelden. Na het overlijden behoort het recht van antwoord toe aan alle bloedverwanten in rechte lijn of aan de huwelijkspartner, of bij ontstentenis van dezen, aangenaamste bloedverwant. Hierbij dient wel opgemerkt dat het recht slechts eenmaal en door de meest gerede onder hen kan worden uitgeoefend en voor zover de termijn van 30 dagen die na de uitzending is ingegaan nog niet is verstreken.
De aanvraag tot antwoord in de audiovisuele media
Op straffe van ontvankelijkheid moet de aanvraag tot antwoord aan de producent van de uitzending of het programma of aan de uitgever worden toegezonden middels een per post aangetekende brief uiterlijk de 30e dag na de datum van uitzending. Deze brief dient de volledige identiteit van de verzoeken te vermelden. Voor natuurlijke personen betreft het dus ook zijn woonplaats oma voor rechtspersonen, de firmanaam, de vennootschapsvorm, de maatschappelijke zetel, het onderneming sneller en de hoedanigheid van de ondertekenaar van het verzoek. Hierbij is het aangewezen ook een kopie te voegen van de statuten waaruit blijkt dat de natuurlijke persoon die ondertekend bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Bij feitelijke verenigingen worden de naam, de zetel, de statutaire organen en de hoedanigheid van de ondertekenaar van het verzoek vermeld. Ook hier is het aangewezen om een kopie van de statuten en/of de processen-verbaal van vergadering (algemene vergadering of beheerraad) bij te voegen om de bevoegdheid van de ondertekenaar kracht bij te zetten.
De aanvraag moet alle nodige inlichtingen bevatten waardoor kan vastgesteld worden over welke bestreden uitzending, programma of uitgaven en om welke gewraakte passages het gaat.
Om een en ander te verduidelijken kan men audiovisueel motorjacht toevoegen waarop de beruchte en aangevochten passages worden aangeduid, bijvoorbeeld door opname van de bewuste fragmenten en enkel de fragmenten toe te zenden, dan wel door de volledige uitzending op een audiovisuele drager over te maken en de bewuste passage te markeren (bijvoorbeeld door een rode streep op een videoband, een bijkomend achtergrondgeluid op een audio tape, de zwartwit weergave van de gewraakte opnamen wanneer de rest in kleur werd weergegeven ...
De aanvraag tot antwoord dient met redenen omkleed zijn dus uitvoerig gemotiveerd en ondertekend.
Tenslotte moet de aanvraag tot antwoord het gevraagde antwoord bevatten, zijnde de tekst die in ten hoogste 3 min moet kunnen worden gelezen of moet bestaan uit ten hoogste 4500 typografische tekens.
Wanneer de aanvraag ondertekend wordt door een advocaat moet deze uitdrukkelijke melding maken van zijn mandaat en is het aangewezen dat hij zijn mandaat als kopie bijvoegt, dan wel dat hij zijn cliënten meer laat ondertekenen. De loutere ondertekening door een advocaat zonder bijkomende vermelding van zijn mandaat zou de aanvraag tot antwoord onontvankelijk maken.
Men kan niet zomaar een aanvraag tot antwoord richtten tot een bepaald medium. Het recht van antwoord voor radio en televisie kan slechts uitgeoefend worden ten aanzien van een programma, meerbepaald die programma's en uitzendingen die in de aanvraag tot uitzending van het recht van antwoord zijn aangewezen. Het is dus ten zeerste aanbevolen om bij een aanvraag tot antwoord uitdrukkelijk te vragen in welk programma men het recht van antwoord gerealiseerd wil zien. Men kan niet eisen dat een recht van antwoord wordt uitgezonden in elke nieuwsuitzending waarin zijn naam eerder is vermeld. De aanvrager zal dus moeten die uitzendingen en passages preciseren.
Het recht van antwoord verschaft slechts éénmaal het recht op de uitzending van het antwoord zonder dat dit moet worden herhaald.
Weigeringsgronden:
Gebrek aan vermelding van de gewraakte elementen of gebrek an antwoord hierop: Het recht van antwoord kan bij de audiovisuele middelen slechts worden geweigerd wanneer de tekst van de aanvrager niet duidelijk maakt welke elementen verkeerd waren in de betrokken uitzendingen en evenmin de correcte weergave van de feiten biedt met oog op rechtzetting of wanneer er geen aanduiding wordt gegeven van de feiten op de verklaringen die de eer kunnen aantasten van de persoon die antwoordt en er ook op deze feiten, leest beweerde feiten geen antwoord wordt gegeven (zie voorzitter rechtbank in eerste aanleg in Brussel 17 maart 1982, JT 19 83,154 met noot, Leroy).
Gebrek aan verband of krenkend antwoord: Worden verder geweigerd de uitzending of de opneming van een antwoord dat niet onmiddellijk in verband staat met het bestreden worden of beelden of waarbij het voorgestelde antwoord veel verdergaat dan nodig is om de onjuist verklaarde feiten te verbeteren of de eer te herstellen, dan wel de eer van derden krenkt, of beledigend is, dan wel in strijd met de wetten of de goede zeden.
Het betrekken van derden: Wordt evenzeer geweigerd de antwoorden in de audiovisuele media die zonder noodzakelijkheid derden in de zaak betrekt dan wel in een andere taal gesteld zijn dan deze van de bestreden uitzending, uitgaven of programma (zie overeenkomst met het recht van antwoord in de geschreven pers).
Het vermelden van de naam van een of meerdere personen die de aantijgingen hebben ze uit kan niet worden aangezien als het betrekken van derden in de zaak. De auteurs van deze verklaringen kunnen niet als derden worden beschouwd zie voorzitter rechtbank eerste aanleg in Brussel 12 februari 1998 J.L.M.B. 1999,955.
Verval van het recht ingevolge spontane rechtzetting
Er bestaat geen grond meer tot antwoord indien de producent of de uitgever , leest de betrokken media op spontane en bevredigende wijze rechtzetting heeft gepleegd
Maar de vaststelling dat de betrokkene voor de uitzending van een debat was uitgenodigd en geweigerd heeft om aan een debat deel te nemen kan niet worden gelijkgesteld met een spontane rechtzetting of doet ook niet het recht van antwoord verbeuren (zie rechtbank eerste aanleg Brussel 17 mei 1983, JT 19 82,154 met noot).
Procedure voorafgaand aan de uitzending van het antwoord
Indien de aanvraag tot antwoord en de voorgestelde tekst werden aanvaard zal het antwoord worden uitgezonden in de eerstvolgende uitzending onder het eerstvolgende programma van dezelfde reeks een hetzelfde type en dit zo dicht mogelijk bij het uur waarop de betrokken uitzending of programma heeft plaatsgehad.
Het antwoord wordt zonder commentaar of repliek gelezen door de persoon die door de producent of door de uitgever is aangewezen. Dergelijke juridische georganiseerde recht van antwoord kunnen en mogen er dus zelfs geen excuses worden geformuleerd. Het al en niets anders dan het antwoord wordt voorgelezen. De verzoeker geeft hierbij geen toegang tot de microfoon, de camera of de opnameapparatuur.
De producent of de uitgever kunnen het antwoord zonder meer aanvaarden. Zij kunnen ook een tegenvoorstel formuleren. Dit tegenvoorstel dient medegedeeld aan de aanvrager binnen de vier werkdagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de aanvraag. Door een tegenvoorstel te formuleren geeft de uitgever of de producent te kennen in elk geval akkoord te gaan met het principe van het antwoord waarop niet meer kan worden teruggekomen.
Indien het tegenvoorstel wordt aanvaard door de verzoeker dan zal het antwoord worden uitgezonden op de wijze zoals reeds aangehaald conform de tekst van het tegenvoorstel. De producent of de uitgever kan ook het antwoord afwijzen. In dit geval dient hij zijn weigering te motiveren in een aangetekend schrijven zoals aan de verzoeker gericht binnen de vier werkdagen ingaande op de dag na de ontvangst van de aanvraag.
In dit geval zal de voorzitter van de rechtbank gevat dienen te worden conform artikel 12 van de wet.
uittreksel uit de antwoordwet:
[Art. 12
Indien de formaliteiten bepaald in § 2, eerste lid en § 3 van artikel 11 niet vervuld zijn, indien de aanvraag tot antwoord wordt afgewezen of het tegenvoorstel van tekst niet wordt aanvaard, kan de verzoeker de zaak aanhangig maken bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en wel binnen vijftien dagen te rekenen van de dag waarop van de weigering of van het tegenvoorstel kennis moest worden gegeven of binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de weigering of van het tegenvoorstel.
Bij de voorzitter kan binnen dezelfde termijn een verzoekschrift tot minnelijke schikking aanhangig worden gemaakt overeenkomstig artikel 731 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Dat verzoekschrift heeft ten aanzien van de termijn van vijftien dagen de gevolgen van een dagvaarding, mits gedagvaard wordt binnen vijftien dagen na het proces-verbaal houdende vaststelling dat partijen niet tot verzoening zijn gekomen.
De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, als alleensprekend rechter zitting houdende, beslist ten gronde en in laatste aanleg volgens de procedure bepaald in de artikelen 1035, 1036, 1038 en 1041 van het Gerechtelijk Wetboek over de verplichting van de producent of de uitgever om het antwoord uit te zenden of op te nemen.
In geval van beschikking bij verstek kan verzet worden gedaan binnen vijftien dagen na de kennisgeving.
Van de beschikking wordt aan de partijen kennis gegeven bij gerechtsbrief.]
De rechter kan geen zwaardere verplichtingen aan de producent of de uitgever opleggen dan deze die voorzien zijn ingeval van vrijwillige weergave van het antwoord. Maar de wetgever heeft wel sancties voorzien indien de producent zijn verplichtingen niet nakomen.
De gerechtelijke procedure
Wanneer de aanvraag tot antwoord wordt afgewezen of wanneer het tegenvoorstel niet wordt aanvaard kan de verzoeker de zaak aanhangig maken bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. De aanvrager beschikt hiertoe over een vervaltermijn van 15 dagen te rekenen:
- van de dag waarop van de weigering of van het tegenvoorstel kennis moest worden gegeven
- of binnen de 15 dagen na de kennisgeving van de weigering of van het tegenvoorstel.
Binnen dezelfde termijn kan een verzoekschrift worden neergelegd tot minnelijke schikking conform artikel 731* en volgende van het gerechtelijk wetboek waarbij dit verzoekschrift met betrekking tot een termijn van 15 dagen dezelfde gevolgen hiervan dagvaarding voor zover er dan gedagvaard wordt binnen de 15 dagen na het proces-verbaal niet verzoening.
*uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 731. (Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1724 tot 1737 kan iedere inleidende hoofdvordering tussen partijen die bekwaam zijn om een dading aan te gaan en betreffende zaken welke voor dading vatbaar zijn,) op verzoek van een partij of met beider instemming vooraf ter minnelijke schikking worden voorgelegd aan de rechter die bevoegd is om in eerste aanleg ervan kennis te nemen.
De procedure wordt gevoerd in eerste en laatste aanleg voor de voorzitter als alleen sprekend rechter van de woonplaats van de eiser, conform de bepalingen van artikel 1035, 1036, 1038 en 1041* van het Gerechtelijk Wetboek waarbij geoordeeld wordt over de verplichting van de producent of de uitgever om het antwoord al dan niet uit te zenden of op te nemen. De procedure wordt gevoerd niet op grond van artikel 584 Gerechtelijk Wetboek (algemene bevoegdheid van de kortgedingrechter in spoedeisende zaken) maar op grond van artikel 12 van de wet betreffende het recht tot antwoord.
*uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
TITEL VI._ Inleiding en behandeling van de vordering in kort geding.
Art. 1035. Op de dag en het uur bepaald in het reglement van de rechtbank, wordt de vordering in kort geding gebracht op de zitting, gehouden door de voorzitter van de rechtbank of door de rechter die hem vervangt.
De termijn van dagvaarding bedraagt ten minste twee dagen. Heeft de verweerder geen woon- of verblijfplaats of geen gekozen woonplaats in België, dan wordt de termijn verlengd overeenkomstig artikel 55.
Art. 1036. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter evenwel bij een beschikking verlof geven om ter zitting of te zijnen huize te dagvaarden op het bepaalde uur, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur.
Art. 1038. Wanneer de voorzitter machtiging verleent tot een maatregel van onderzoek, geschiedt dit onderzoek met inachtneming van de gewone regels, behoudens het recht van de voorzitter om in geval van noodzaak alle termijnen van rechtspleging te verkorten.
Art. 1041. De minuten van de beschikkingen en de arresten in kort geding worden ter griffie neergelegd.
Bij uiterste noodzaak kan de rechter in kort geding of het hof bevel geven tot tenuitvoerlegging van de beschikking of van het arrest (op) de minuut. <W 15-7-1970, art 38>
De beschikking wordt ter kennis gebracht binnen de 15 dagen na keer heeft bemiddelden gerechtsbrief, deze betekening per gerechtsbrief doet de termijn van verzet lopen
Niettegenstaande er geen hoger beroep mogelijk is tegen het vonnis van de voorzitter staat er wel verzet lopen tegen het gebeurlijk verstekvonnis en dit binnen de 15 dagen na de kennisgeving.
Er kan slechts een vordering worden gesteld ten aanzien van de producent of de uitgever van de uitzending. De vordering zoals gesteld tegen andere personen zoals bijvoorbeeld de journalist, de directie, de redactie, de zender is onontvankelijk zie voorzitter rechtbank Brussel 12 februari 1998 J.L.M.B. 1999, 955.
Inhoudelijke aanpassingen
Het is de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg toegelaten om de gevorderde antwoordtekst ambtshalve aan te passen zodat deze zou beantwoorden aan de wettelijke voorwaarden zie voorzitter rechtbank eerste aanleg Brussel 22 februari 1998 AM 19 99,93, J.L.M.B. 1999,955; voorzitter rechtbank eerste aanleg Brussel 30 december 1992 P&B 1993,162, met noot) de voorzitter is zelfs gerechtigd niet alleen de tekst te wijzigen maar kan deze ook inkorten (zie voorzitter rechtbank eerste aanleg Brussel 19 mei 1982 JT. 1983, 152 met noot.
De voorzitter heeft dus een ruime bevoegdheid die niet beperkt is tot het louter aanvaarden of verwerpen van de voorgestelde tekst. De voorzitter kan zich de in ondergeschikte orde door de eiser voorgestelde tekst evengoed beoordelen als de oorspronkelijke tekst en mag zelfs deze tekst aanpassen (Cass. 13 oktober 1983 AC 1983 - 84, 65 en rechtskundig weekblad 1983-84, 2550.
In de procedure kunnen de eisen worden uitgebreid conform artikel 807* van het Gerechtelijk Wetboek door een uitbreiding of wijziging van de vordering inzake het recht van antwoord zonder dat deze uitgebreide vordering dient te voldoen aan de voorwaarden van artikel acht van de wet (Cass. 13 oktober 1983, AC 1983 - 19 84,165 en rechtskundig weekblad 1983 - 84,2 1550.
*uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 807. Een vordering die voor de rechter aanhangig is, kan uitgebreid of gewijzigd worden, indien de nieuwe, op tegenspraak genomen conclusies, berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd, zelfs indien hun juridische omschrijving verschillend is.
Bewaarplicht
Voor elke uitzending over een programma over welke uitgaven bestaat de verplichting tot bewaring zolang een aanvraag tot antwoord kan worden ingediend. In de bijna onmogelijke hypothese dat geen opname kan worden voorgelegd, moet het antwoord worden uitgezonden of uitgegeven, ten ware het niet in overeenstemming zou zijn met de wet.
Zolang het geschil niet definitief is beslecht dienen de opnames bewaard te worden (artikel 13). De opname van het antwoord zal gedurende drie maanden bewaard moeten worden. De procedure valsheid in burgerlijke zaken is niet toepasbaar op een filmcassette aangezien dit geen geschrift is (voorzitter rechtbank eerste aanleg Brussel 7 mei 2002 a en 2002,458.
Uitzendingen van derden
uitzendingen van derden geven geen recht op antwoord omdat zij niet verondersteld worden objectief te zijn (artikel 14)
Regeringsmededeling
geven geen aanleiding tot een recht van antwoord
Zie parlementaire stukken kamer 1975 - 76,959/6 pagina 5.
Strafsancties:
Wordt gestraft met geldboete van 26 tot 5000 de persoon die een antwoord niet uitzendt of opneemt overeenkomstig de bepalingen van artikel 11§1, 2° lid of de minnelijke schikkingen dan wel de beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg niet uitvoert (artikel 15)