Overdreven nalatigheidsinteresten zijn oneerlijke bedingen. Zelfs wanneer nalatigheidsinteresten de wettelijke maxima niet overtreffen kunnen zi door de rechter als oneerlijke bedingen worden aanzien. In dit geval mag de rechter de rente niet matigen, maar dient hij het contract toe te passen alsof de nalatigheidsrente clausule niet bestaat.
Uit de bewoordingen van artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 volgt dat de nationale rechter een oneerlijk contractueel beding slechts buiten toepassing dient te laten opdat het geen dwingende gevolgen heeft voor de consument, maar dat de rechter niet bevoegd is om de inhoud daarvan te herzien. De overeenkomst moet immers in beginsel, zonder andere wijzigingen dan de schrapping van de oneerlijke bedingen, voortbestaan voor zover volgens de regels van nationaal recht dat voortbestaan van de overeenkomst rechtens mogelijk is.
Meer in het bijzonder kan die bepaling niet aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter, wanneer hij vaststelt dat een boetebeding in een overeenkomst tussen een verkoper en een consument oneerlijk is, de hoogte van de aan de consument in rekening gebrachte boete mag verlagen in plaats van voor de consument het betrokken beding geheel buiten toepassing te laten.
Indien de nationale rechter bevoegd zou zijn om de inhoud van oneerlijke bedingen te herzien, zou de verwezenlijking van het langetermijndoel van artikel 7 van richtlijn 93/13 in gevaar kunnen komen. Die bevoegdheid zou er immers toe bijdragen dat de afschrikkende werking die voor verkopers daarin besloten ligt dat dergelijke oneerlijke bedingen zonder meer buiten toepassing worden gelaten ten aanzien van de consument, teniet wordt gedaan doordat verkopers nog steeds geneigd zouden zijn om die bedingen te gebruiken in de wetenschap dat, ook al mochten deze ongeldig worden verklaard, de overeenkomst niettemin voor zover noodzakelijk door de nationale rechter zou kunnen worden aangevuld en hun belang dus gediend zou zijn.