De overdisponering op kredietopeningen dient behoudens tijdige (lees onmiddellijke) aanmaning het weze als kredietopening, het weze als kredietverhoging immers:
Art. 1, 12 WCK stelt dat als kredietopening dient aanzien, elke kredietovereenkomst waarbij koopkracht, geld of gelijk welk ander betaalmiddel (dus ook cheques) ter beschikking gesteld wordt van de consument die er kan gebruik van maken door middel van geldopname en tot terugbetaling gehouden is op de datum van zijn keuze.
Art I. 9 WER die de WCK vervangt stelt
"Voor de toepassing van boek VII gelden de volgende definities ::
49° kredietopening : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij koopkracht, geld of gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de consument, die ervan gebruik kan maken door een of meerdere kredietopnemingen te verrichten onder meer met behulp van een betaalinstrument of op een andere wijze, en die zich ertoe verbindt terug te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden.
Als het niet mogelijk is om een wederopneming te doen tenzij mits een voorafgaand akkoord met de kredietgever of mits de naleving van andere voorwaarden dan degene die initieel waren overeengekomen, dan wordt deze wederopneming beschouwd als een nieuwe kredietovereenkomst;
50° kredietovereenkomst op afstand : elke kredietovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel I.8, 15° van dit Wetboek;
51° geoorloofde debetstand op een rekening : een uitdrukkelijke kredietopening waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op de hiermee verbonden betaalrekening te boven gaan;
52° overschrijding : een stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn betaalrekening of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan;"
Volgens de rechtspraak werden debetsaldi door overdisponering aanzien als kredietopening aanzien in de zin van de WCK: Vred. Spa, 21.04.1992, Act. Dr., 1993, 145, Arrondrb. Arlon, 02.06.1992, TBHR, 1992, 453; Arrondrb. Liège, 12.11.1992, Act. Dr. 1993, 149; Vred. Sint Gillis, 24.09.1992, T.Vred., 1993,127 en Arrondrb. Brussel, 07.12.1992, T.Vred. 1993, 128, noot A. Mahy-Leclercq,; Arrondrb. Brussel, 25.06.1993, DCCR, 1993, 469, Noot De Naeyer.
Er kan geen discussie bestaan dat wanneer de cumulatieve voorwaarden van art. 3,4 WCK niet vervuld zijn (ENKEL kredietopeningen terugbetaalbaar binnen ten hoogste 3 maanden en lager dan 1250 EURO buiten de WCK vallend), de overdisponering als kredietopening geldt.
Wanneer de tolerantie van de bank zo ver gaat dat de faciliteiten worden toegestaan van 1250 EURO of meer of voor een termijn langer dan 3 maand, wordt de tolerantie evenzeer volgens de parlementaire voorbereiding beschouwd als kredietopening (Memorie van toelichting, Parl. Stukken Senaat, 1989-90, nr. 916/1 p.9).
cfr de rechtsleer:
P. Lettany, in "Het Consumentenkrediet 1992, p. 285-286" stelt:
"De houding van de bankiers ten opzichte van informele kasfaciliteiten, onregematige debetsaldi en eenvoudige overdisponeringen, moet ten gevolge van de nieuwe wet grondig herzien worden. Bij gebreke daaraan riskeert de bankier beschouwd te worden als een eenvoudige kredietverlener die de wettelijke voorschriften niet in acht neemt en dit met alle sancties vandien (zie nr. 333)!" (uitroepteken van de hand van P. Lettany).
en verder: In de gevallen waarin het debet 49.999 fr overtreft, of wanneer het debet langer dan 3 maanden aansleept moet de bankier reageren..."Stilzitten is dulden en dulden zonder het wettelijk formalisme toe te passen betekent potentiële sanctie en financiële verliezen".
Een en ander is niet alleen van belang bij de beoordeling van de vorderingen in zake kredietopeningen, waarbij met succes de verweermiddelen van het consumentenkrediet kunnen ingeroepen worden, maar ook bij de verdediging in strafzaken alwaar bij het misdrijf cheque zonder dekking aldus het bestaan van een fonds kan bewezen worden, middels het bestaan van een onregelmatig, doch aldus bestaand krediet. Op grond hiervan werd er reeds met succes vrijspraak gepleit voor het misdrijf "cheque zonder dekking".
Art. VII. 100 WER stelt inmiddels:
Onderafdeling 6. - [1 Ongeoorloofde debetstand en overschrijding]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
Art. VII.100.[1 § 1. Wanneer een debetstand zich voordoet in het raam van een kredietopening [2 of een betaalrekening]2 terwijl de kredietgever iedere debetstand die het toegestane kredietbedrag te boven gaat uitdrukkelijk verboden heeft, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en eist de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand.
In dat geval kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door dit Boek geoorloofde verwijlinteresten en kosten worden gevraagd. De verwijlinteresten worden berekend op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.
De kredietgever brengt onverwijld de consument, op een [3 duurzame gegevensdrager]3, op de hoogte van :
1° de niet geoorloofde debetstand;
2° het bedrag van de niet geoorloofde debetstand;
3° de eventuele boetes, kosten of verwijlinteresten toepasselijk op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.
§ 2. In geval de consument de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige paragraaf niet nakomt, stelt de kredietgever een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII. 105, eerste lid, 3°, of sluit bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van dit boek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
(2)<W 2015-10-26/06, art. 20, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
(3)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. VII.101.[1 Wanneer een overschrijding minstens 1.250 euro bedraagt en langer dan een maand aanhoudt, brengt de kredietgever onverwijld de consument, op een [2 duurzame gegevensdrager]2, op de hoogte van :
1° de overschrijding;
2° het overschreden bedrag;
3° van de debetrentevoet, de eventuele toepasselijke boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag.
De Koning kan dit bedrag wijzigen. Tot zolang de informatie bedoeld in het voorgaande lid niet wordt verstrekt, kan de kredietgever op het overschreden bedrag slechts de laatst toegepaste debetrentevoet toepassen, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlinterest.
Indien de overschrijding bij het verstrijken van een termijn van drie maand vanaf haar ontstaan niet is aangezuiverd, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en stelt hij een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII. 105, eerste lid, 3°, of sluit hij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingenvan dit boek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)>
(2)<W 2018-09-20/14, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>