Heel wat contracten voorzien in een uitdrukkelijk ontbindend beding, waardoor het contract een einde neemt wanneer een aantal voorwaarden worden vervuld, deze kunnen bv. de niet betaling inhouden.
Een dergelijk automatisme en dus uitdrukkelijk ontbindend beding is in het huurrecht niet toegestaan (art. 1762bis B.W.). Steeds zal de tussenkomst van de rechter dus noodzakelijk zijn om een huurcontract te ontbinden wegens wanprestatie.
De loutere wanprestatie volstaat echter niet om de ontbinding uit te spreken. De rechter zal steeds de zwaarwichtigheid van de tekortkoming afwegen tegenover de zwaarwichtige gevolgen van de ontbinding.
Een aantal rechters staan de voorwaardelijke ontbinding toe, die automatische uitwerking krijgt wanneer een door de rechter toegestaan uitstel of betalingsgemak niet wordt nagekomen. Volgens de Vred. van Fontaine-Evêque, 21 augustus 2003, T. Vred. 2006/5-6,297 (in zelfde zin Rb. Brussel, 23.4.2001, J.T. 2001, 722) is zulks onmogelijk, gezien aldus aan de rechtbank de appreciatiebevoegdheid van art. 1184 B.W. wordt ontnomen De rechtbank van eerste aanleg te Brugge oordeelt daarentegen dat de recht uitstel van betaling van huurgelden kan verlenen en een voorwaardelijke huurontbinding bij niet-betaling van die huurgelden kan toestaan. Ook S. Stijns onderschrijft dat de rechter wel uitstel van huurontbinding kan toestaan (T. Vred., 2006, 298). Zij voegt hieraan toe dat alleen een voorwaardelijke ontbinding voor eventuele toekomstige tekortkomingen onwettig zou zijn.
De uitstelbevoegdheid van de vrederechter is gesteund op art. 1184 lid 3 van het burgerlijk wetboek stellende dat een ontbinding in rechte dient gevorderd en dat aan een verweerder naargelang van de omstandigheden uitstel kan worden verleend.
Door de appreciatiebevoegdheid van de rechter heeft deze verschillende mogelijkheden naargelang van de omstandigheden, rekening houdende met de menslievendheid en de individuele billijkheid, bij de vordering tot ontbinding:
- loutere ontbinding, lastens de ene partij, lastens de andere partij of lastens beiden;
- ontbinding met schadevergoeding,
- afwijzing van de ontbinding,
- afwijzing van de ontbinding maar met toekenning van een schadevergoeding,
- afwijzing van de ontbinding met uitvoering in equivalent middels ,een vervangende schadevergoeding;
- een uitstel verlenen (al dan niet gekoppeld aan een voorwaardelijke ontbinding.
Bij een vordering waarin niet de ontbinding maar de betaling wordt gevorderd van bv. huurachterstallen, kan de rechter op grond van art. 1244, lid 2 BW (en dus niet op grond van art. 1184 lid 3) een uitstel verlenen voor zover de schuldenaar ongelukkig en te goeder trouw is.
Een respijttermijn door de rechtbank is een éénmalige gunstmaatregel die niet vatbaar is voor hernieuwing.