De redelijke termijn wordt streng geïnterpreteerd door het Europese Hof te Straatsburg en de redelijkheid van de termijn wordt vastgesteld in functie van de complexiteit van de zaak, de houding van de overheid en de eventuele houding van de procespartijen.
burgerrechtelijk
Art. 6.1 van het EVRM biedt de waarborg op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn.
Krachtens artikel 6.1. van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 moeten de geschillen betreffende de burgerlijke rechten en verplichtingen binnen een redelijke termijn worden afgehandeld :
Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij de wet is ingesteld
strafrechtelijk
Overeenkomstig artikel 5.3. van het Europees Verdrag zijn de onderzoeks- en vonnisgerechten verplicht om hun taken binnen een redelijke termijn uit te voeren :
Eenieder die gearresteerd is of gevangen wordt gehouden, overeenkomstig lid 1, c), van dit artikel moet onmiddellijk voor een rechter worden geleid of voor een andere autoriteit die door de wet bevoegd verklaard is om rechterlijke macht uit te oefenen en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden.
Die bepaling is van toepassing op de personen die van hun vrijheid zijn beroofd.
Bovendien geldt volgens artikel 6.1. van het Europees Verdrag het volgende :
(
) of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging, heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn,
Maar wat is een "redelijke" termijn. Het redelijk karakter van een termijn wordt beoordeeld in functie van de omstandigheden van de zaak en haar complexiteit en uit de houding van de procespartijen.
Voornamelijk de proceshouding van de partij die zich op het onredelijk karakter van de termijn beroept is hierbij van belang. Indien deze partij zelf vertragend in de procedure heeft opgetreden kan zij moeilijk het onredelijk karakter van de termijn inroepen die (deels) aan haar is te wijten.
Een andere vraag die bij de beoordeling van de onredelijke termijn wordt gesteld, is de tijd die verloopt tussen de verschillende zittingen, de reden van deze uitstellen en in hoeverre deze uitstellen gevolgd werden door procedureel noodzakelijke maatregelen, dan wel zonder gegronde inhoudelijke reden of enkel om reden van het slechte organisatie van de rechtsmacht werden verleend.
Tenslotte wordt de termijn getoetst aan de tijdspanne tussen rechtsingang en eerste vonnis ten gronde.
Artikel 6 van het EVRM duidt immers minimale waarborgen aan voor een goede procesvoering hetgeen impliceert dat de redelijke termijn in alle omstandigheden moet in acht worden genomen. Met uitzondering van zeer complexe zaken waarbij kan worden aangetoond dat het openbaar ministerie of de rechterlijke macht niet heeft gedraald bij de behandeling van de zaak, kan een termijn van tien jaar of meer bezwaarlijk als een redelijke termijn worden beschouwd.
Wanneer de duur van de rechtspleging onredelijk lang is en daardoor bewijsmateriaal verloren is gegaan of het recht van verdediging daardoor onmogelijk normaal kon worden uitgeoefend, wordt dit met niet-ontvankelijkheid van de vervolging bestraft.
De rechter stelt op onaantastbare wijze de feiten vast m.b.t. de onredelijke lange duur van een rechtspleging en de gevolgen daarvan,
De overschrijding van de redelijke termijn kan op beslissende wijze afbreuk doen aan het recht van verdediging en de bewijsvoering op tegenspraak onmogelijk maken, aangezien door het verloop van tijd de verweerders niet langer over de mogelijkheid beschikken om op een reële en daadwerkelijke wijze verweermiddelen aan te voeren en alle nuttige vorderingen in te dienen voor de berechting van de zaak, meer bepaald bewijselementen à décharge aanvoeren. Getuigen of andere betrokkenen kunnen reeds overleden zijn, stukken kunnen verloren gegaan zijn en vele herinneringen zijn vergeten of inmiddels verkeerd ingeprent.
Het principe van de redelijke termijn slaat niet alleen op de procedure zelf maar ook op de uitvoering. zie terzake De tenuitvoerlegging van het vonnis in het licht van artikel 6 EVRM, Leopold Schellekens in Jura Falconis
waarom?
Als een strafrechtelijke beschuldiging lange tijd blijft aanhouden, kan de menselijke waardigheid in het gedrang komen en kan dit zowel psychologische als lichamelijke stoornissen veroorzaken (F. LAMBRECHTS, De achterstand in gerechtszaken en de rechten van de mens, R.W., 1984-85, p. 795).
sanctie op burgerrechtelijk vlak: onttrekking van de zaak aan de rechter
sanctie op strafrechtelijk vlak:
de wet van 30 juni 2000 waarmee een artikel 21ter in de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering wordt ingevoegd :
Indien de duur van de strafvervolging de redelijke termijn overschrijdt, kan de rechter de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring uitspreken of een straf uitspreken die lager kan zijn dan de wettelijke minimumstraf. (
).
De schuldigverklaring zonder straf heeft meerdere voordelen :
- voor de beklaagde is er geen enkele sanctie (en ook geen vermelding in het strafregister die zijn reclassering kan bemoeilijken); de burgerlijke
partij kan schadeloosstelling bekomen. De loutere schuldverklaring stemt aldus overeen met een opschorting van de uitspraak van de veroordeling (art. 3 van de wet van 29.6.1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de
probatie).
- bij een loutere schuldigverklaring wordt de veroordeelde wel veroordeeld in teruggave van de kosten en zo daartoe aanleiding bestaat tot teruggave;
- de veroordeling tot het betalen van een bijdrage aan het bijzonder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en occasionele redders is onmogelijk daar er hiertoe een veroordeling tot een correctionele hoofdstraf of criminele straf vereist is;
- deze schuldigverklaring kan geen aanleiding geven tot herhaling, waar wettelijke herhaling een vroegere in kracht van gewijsde gegane veroordeling veronderstelt (Cass. 19 december 198, AC 1984-85,565.)
- met voorbehoud voor de bijzondere verbeurdverklaring kunnen er geen bijkomende straffen worden uitgesproken, aangezien bijkomende straffen steeds gekoppeld worden aan een hoofdgevangenisstraf (Cass; 10.12.2002, T. Strafr. 2004,126).
- deze loutere schuldigverklaring maakt geen beletsel uit voor later uitstel of opschorting bij opvolgende veroordelingen.
- de opschorting van de uitspraak gedurende een periode van 3 jaar is een zwaardere straf dan de loutere schuldigverklaring (Cass. 25 april 2007, RABG, 2008/13, 815, met Noot, Rozie, De ene ene schuldigverklaring is de andere niet).
Een deel van de rechtsleer is van oordeel is dat conform de rechtspraak van het Hof van Cassatie het mogelijk blijft om bij overschrijding van de redelijke termijn te concluderen tot onontvankelijkheid van de vordering omdat de uitoefening van de rechten van de verdediging onmogelijk wordt bij de overschrijding van de redelijke termijn. (F. KUTY, Tendances récentes en matière de délai raisonnable, Act. de dr. pén. et de proc. pén., éd. Jeune Barreau de Bruxelles, 2001, p. 169; M.-A. BEERNAERT, de wet van 30 juni 2000 tot invoeging van artikel 21ter in de voorafgaande titel van het Wetboek van
strafvordering Rev. rég. de droit, 2000, p. 452.)
Het verval van de strafvervolging kan eveneens worden overwogen bij het overschrijven van de redelijke termijn. Hierbij wordt dan het gebrek aan spoed vanwege het gerecht in de behandeling van strafzaken veroordeeld. Het verval van strafvervolging is toepasselijk op de onderzoeks- en op de feitengerechten. (F. KUTY, Déterminer la sanction à réserver au dépassement du délai raisonnable, note sous Corr. Charleroi, 24.11.1998, J.L.M.B.,1999, p. 253; note sous Cass., 9.12.1997, J.T., 1998, p. 796).
De sanctie die wordt gesteld op de verjaring is het verval van de strafvordering. Het gevolg van de betaling van een minnelijke schikking doet eveneens de strafvordering vervallen. De overschrijding van de redelijke termijn, oftewel de vaststelling dat de strafvordering onredelijk lang heeft aangesleept, zou aldus volgens sommigen waaronder prof. Hugo Vandenberghe enkel dan ook maar op dezelfde wijze worden gesanctioneerd. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet stelt dat niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft. Hieruit volgt dat het openbaar ministerie artikel 6 van het EVRM, vermits dit directe werking heeft, dient te respecteren in de uitoefening van de strafvordering.
Wanneer een feitenrechter bijgevolg vaststelt dat het openbaar ministerie iemand is blijven vervolgen ondanks dat de voorwaarden daartoe niet meer vervuld waren (ingevolge de overschrijding van de redelijke termijn), dan zal deze rechter (grond)wettelijk verplicht zijn het openbaar ministerie het recht te ontzeggen om de vervolging nog verder uit te oefenen. Bij overtreding van de wet kan het openbaar ministerie niet het recht van vervolging behouden, en dus niet meer vorderen dat iets strafbaar zou worden verklaard. Het verval van de strafvordering is aldan de enig mogelijke sanctie op de overschrijding van de redelijke termijn.