Morele schade kan ook toegekend worden voor het verlies van een dier. Zo wordt bij een verlies van een dier vaak meer vergoed dan de economische waarde van het dier (vervangwaarde), weze het zonder overdrijving, waarbij de vergoeding materiële en morele schade vaak vermengd wordt toegekend door verhoging van de materiële schade met ongeveer 30%. Toch zijn er grote verschillen, al kan wel algemeen gesteld dat morele schadevergoeding niet alleen bij de dood van dieren maar ook bij dierlijk leed wordt aanvaard. Door het zaakstatuut van het dier zijn rechters echter vaak voorzichtig om hoge bedragen toe te kennen en benadrukken zij sterk het verschil met personen.
Pol. Brugge (10e k.) 12 december 2005, T.Pol. 2006, afl. 3, 175.
Wanneer in een concrete gezinssituatie van het slachtoffer van een ongeval niet kan gezorgd worden voor de hond gedurende de ziekenhuisopname van het slachtoffer dan kunnen de kosten voor het op pension brengen van de hond gedurende de periode van de ziekenhuisopname van de vrouw des huizes verhaald worden als een schade die in oorzakelijk verband staat met het ongeval, mits een zekere aftrek voor besparing op de voeding en het onderhoud van de hond.
De waarde van een hond is meer dan de aankoopprijs (Vredegerecht Antwerpen 15 september 2015, RW 2015-2016, RW 2015-2016, 355). samenvatting De aankoopprijs vertegenwoordigt niet de waarde van een hond . In de tijd na de aankoop worden vele kosten gemaakt om het dier op te voeden, te integreren en de nodige materiële zorg te verlenen.
Bovendien kan men een hond niet gelijkstellen met bijvoorbeeld een meubelstuk. Een hond is een levend wezen dat een eigen plaats inneemt in een gezin.
Komt daarbij dat nooit voorzienbaar is hoeveel de uiteindelijke kosten gaan bedragen. Men kan niet van eisende partijen vragen dat zij onmiddellijk zouden besluiten tot euthanasie.
Tekst vonnis
P. Van R. en E. S. t/ De G. en NV K.V.
I. De vordering
De vordering van eisende partijen strekt ertoe verwerende partijen te veroordelen om aan eisende partijen te betalen het bedrag van 1.958,60 euro, te vermeerderen met de vergoedende interesten sedert 4 oktober 2014 en de gerechtelijke interesten; (...).
II. Feiten
Eisende partijen zijn eigenaar van een hond Cavalier King Charles, genaamd Charlie, die zij kochten op 25 november 2012. Op 4 oktober 2014 word Charlie aangevallen door twee Dalmatiërs, toebehorende aan eerste verwerende partij. Charlie werd gebeten en diende opgenomen te worden in de dierenkliniek voor een operatie en verdere behandeling. Charlie verbleef een week in de dierenkliniek en liep daarna nog weken rond met een spalk, waarvoor wekelijkse consultaties voor mogelijke infecties nodig waren en uiteindelijk het onder narcose verwijderen van de spalk.
De aansprakelijkheid wordt niet betwist. De hond werd aangekocht voor 450 euro. Tweede verwerende partij bood dat bedrag aan. Na ingebrekestelling door de raadsman van eisende partijen werd het aanbod opgetrokken tot 1.000 euro.
De hond was op de datum van de feiten twee jaar oud.
De medische kosten bedroegen 1.858,60 euro. Daarnaast vorderen eisende partijen nog 100 euro verplaatsings- en administratiekosten.
Eerste verwerende partij betaalde op 30 maart 2015 het bedrag van 242,18 euro, zijnde de franchise. De discussie betreft enkel nog het saldo, verschuldigd door tweede verwerende partij.
III. Argumenten van partijen
Verwerende partijen zijn van mening dat een dier een zaak is en hun verplichting beperkt blijft tot de vervangingswaarde, zijnde 450 euro. Indien de kosten voor behandeling nutteloos en onredelijk zijn, is er een overtreding van de algemene zorgvuldigheidsnorm.
Verwerende partijen wijzen erop dat indien er twee mogelijkheden bestaan om de schade te vergoeden, de schadelijder niet gerechtigd is voor de duurste oplossing te opteren.
Verwerende partijen zijn van oordeel dat eisende partijen hebben nagelaten de schade te beperken. Bovendien blijft de hond manken. De behandelingen die de hond heeft ondergaan, kunnen wegens de slechte prognose voor herstel als onverantwoord aangemerkt worden. Minstens zijn de kosten in wanverhouding met de waarde van de hond. Voorts zou de hond reeds een antibioticakuur hebben gevolgd vóór de feiten.
Er zijn geen stukken die het bedrag van 100 euro verplaatsings- en administratiekosten rechtvaardigen.
Gelet op het feit dat eerste verwerende partij reeds de vrijstelling betaalde, menen zij dat enkel tweede verwerende partij nog gehouden kan zijn.
Verwerende partijen vragen dan ook de herleiding tot een bedrag van 1.000 euro. In syntheseconclusies vragen zij dan weer de afwijzing van de eis.
Eisende partijen voeren aan dat de schade integraal dient vergoed te worden. De restitutio in integrum is algemeen erkend en blijft de regel. De kosten waren niet buitensporig. De vervangingswaarde is sowieso hoger dan de netto-aankoopprijs: opleiding, kuisheidstraining, inspuitingen, dierenartsbezoeken.
Subsidiair vragen zij het door verwerende partij aangeboden bedrag van 1.000 euro.
IV. Beoordeling
In zoverre tweede verwerende partij in eerste instantie meent dat een bedrag van 450 euro schadevergoeding volstaat, dient te worden opgemerkt dat dit bedrag geenszins de werkelijke waarde van de hond in kwestie bedraagt.
Met eisende partijen kan worden aangenomen dat de aankoopprijs niet de waarde van de hond vertegenwoordigt. In de tijd na de aankoop worden vele kosten gemaakt om het dier op te voeden, te integreren en de nodige materiële zorg te verlenen. Derhalve ligt de waarde heel wat hoger dan de door verwerende partijen vooropgestelde waarde van 1.000 euro.
Bovendien kan men een hond niet gelijkstellen met bijvoorbeeld een meubelstuk. Een hond is een levend wezen dat een eigen plaats inneemt in een gezin.
Komt daarbij dat nooit voorzienbaar is hoeveel de uiteindelijke kosten gaan bedragen. Men kan niet van eisende partijen vragen dat zij onmiddellijk zouden besluiten tot euthanasie.
Nergens blijkt dan ook dat de medische kosten exorbitant zou zijn, noch dat zij niet ten gevolge van het incident zouden gemaakt zijn.
Voor de verplaatsings- en administratiekosten wordt onvoldoende verantwoording voortgebracht.
Derhalve komt aan eisende partijen nog een bedrag toe van 1.858,60 euro, verminderd met 242,18 euro (betaald na dagvaarding door eerste verwerende partij), zijnde 1.616,42 euro toe, vermeerderd met de interesten.