Bijzondere bewijsregels regels inzake lastgeving.
Voor het bestaan van de lastgeving zelf zijn er geen bijzondere rechtsregels en gelden de bewijsregels van gemeen recht.
De omvang van de lastgeving daarentegen mag met alle middelen van recht worden bewezen met inbegrip van getuigen en vermoedens .
Zie de bijzondere interpretatieregels van het Burgerlijk Wetboek in de artikelen 1987 tot 1989.
Bewijs tussen personen ten aanzien of tussen wie het gebruikelijk is dat geen geschrift wordt opgesteld.
De rechtspraak en rechtsleer hebben uit artikel 1348 eerste lid BW afgeleid dat geen akte of geschrift als bewijs kan worden opgelegd voor verbintenissen tot stand gekomen tussen personen ten aanzien of tussen wie het gebruikelijk is dat geen geschrift wordt opgesteld.
Deze regel wordt toegepast tussen partners, familieleden, maar ook in relaties tussen advocaat en cliënt.
Het bewijs van een mandaat ad litem, de lastgeving om een proces te voeren, wordt vermoed en vergt geen geschrift. maar de voormelde regel zou ook kunnen toegepast.
Nieuw bewijsrecht in burgerlijke zaken vanaf 1 november 2020
Wet 13 april 2019 Nieuw Burgerlijk wetboek Bewijs
Art. 8.12. Onmogelijkheid om te bewijzen
De in artikel 8.9 bedoelde regels lijden uitzondering in geval van materiële of morele onmogelijkheid zich een akte te verschaffen of indien het gebruikelijk is geen akte op te stellen.
Hetzelfde geldt wanneer de akte verloren is gegaan door overmacht.
de regels van arikel 8.8 en 8.9 zijn:
" Afdeling 1. Algemene bepalingen
Art. 8.8. Vrij bewijsstelsel
Behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt, kan het bewijs met alle bewijsmiddelen worden geleverd.
Art. 8.9. Gereglementeerd bewijsstelsel
§ 1. De rechtshandeling met betrekking tot een som of een waarde die gelijk is aan of hoger is dan 3 500,00 euro, moet door de partijen worden bewezen door een ondertekend geschrift.
Dat bedrag kan worden aangepast bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad in het licht van de evolutie van de levenskosten of de sociale noden.
Het bewijs boven of tegen een ondertekend geschrift kan enkel worden geleverd door een ander ondertekend geschrift, zelfs indien de som of de waarde dat bedrag niet te boven gaat.
§ 2. Bij een vordering in rechte is de waarde die in rekening moet worden genomen deze van de rechtshandeling die ten grondslag ligt aan de vordering.
§ 3. Voor duurcontracten is de waarde die in rekening moet worden genomen, de totale waarde van de vergoedingen van de prestaties voor een maximale duur van één jaar.
§ 4. Wanneer de waardering van het voorwerp van de handeling onmogelijk is, omdat de waarde niet bepaald of bepaalbaar is tijdens het ontstaan van de rechtshandeling, mag het bewijs geleverd worden met alle bewijsmiddelen."