Modaliteiten van de strafuitvoering.
De wet strafuitvoering bepaalt dat een gevangene een verzoek kan indienen bij de strafuitvoeringsrechtbank teneinde modaliteiten van de strafuitvoering te bekomen.
Aldus kan een gevangene aan de strafuitvoeringsrechtbank volgende “gunsten” vragen:
• de voorwaardelijke invrijheidstelling;
• de voorlopige invrijheidsstelling met oog op verwijdering van het grondgebied of op overlevering;
• de beperkte detentie;
• het elektronisch toezicht.
Het welslagen van een dergelijk verzoek wordt in zeer grote mate bepaald door de degelijke voorbereiding middels een krachtig dossier.
Voor de samenstelling van een dergelijk dossier en de latere pleidooien voor de strafuitvoeringsrechtbank is de tussenkomst van een advocaat meer dan nuttig.
Wanneer de strafuitvoeringsrechtbank de verzochte strafuitvoeringsmodaliteit niet toekent, bepaalt zij in haar vonnis de datum waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen.
Alvorens deze datum verstreken is, is elk verzoek van de veroordeelde niet ontvankelijk.
Een gedetineerde die zich voor de eerste maal in de tijdsvoorwaarde bevindt tot het aanvragen van elektronisch toezicht op beperkte detentie kan evenwel op grond van artikel 23 § 2 van de wet Strafuitvoering reeds een verzoek tot het verkrijgen van elektronisch toezicht indienen vooraleer hij aan de tijdsvoorwaarden voldoet.
Deze rechtstoestand is niet te vergelijken met de weigering van de strafuitvoeringsrechtbank die verplicht is een strafuitvoeringsmodaliteit toe te staan alvorens de wachttermijn die zij opgelegd heeft voor het indienen van een nieuwe vraag is verstreken.
(Cass. 23.09.2014, RABG, 2015/10, pagina 5)
Ook voor de vervroegde invrijheidstelling dient een veroordeelde zelf het initiatief te nemen door het indienen van een schriftelijk verzoek (wetswijziging van de wet Strafuitvoering 17.03.2013).
Ook de vraag tot het bekomen van beperkte detentie en elektronisch toezicht geschiedt door een schriftelijk verzoek.
De strafuitvoeringsrechtbank mag de termijn die dient gerespecteerd te worden alvorens een nieuw verzoek kan worden opgelegd, niet langer vastleggen dan 6 maanden te rekenen vanaf haar uitspraak indien de veroordeelde hoofdgevangenisstraffen gekregen heeft die lager liggen dan 5 jaar en maximaal 1 jaar indien de betrokkene een hoofdgevangenisstraf gekregen heeft van meer dan 5 jaar.
Indien de vrijheidsstraf 30 jaar bedraagt of een levenslange vrijheidsstraf betreft die samen met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank werd uitgesproken, bedraagt de wachttermijn minimum 6 maanden en maximum 18 maanden ten rekenen vanaf de uitspraak van de strafuitvoeringsrechtbank.
Krachtens artikel 47, § 1, Wet Strafuitvoering kunnen de in Titel V bepaalde strafuitvoeringsmodaliteiten aan de veroordeelde worden toegekend voor zover er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van bijzondere voorwaarden, waarbij die tegenaanwijzingen betrekking hebben op
1° de afwezigheid van vooruitzichten op sociale reclassering van de veroordeelde,
2° het risico van het plegen van nieuwe ernstige strafbare feiten,
3° het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen,
4° de houding van de veroordeelde ten aanzien van de slachtoffers van de misdrijven die tot zijn veroordeling hebben geleid. (het punt "5° is opgeheven)
6° de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partij te vergoeden, rekening houdend met de vermogenssituatie van de veroordeelde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij is veroordeeld;
De strafuitvoeringsrechtbank dient zich uit te spreken over het toekennen van de gevraagde strafuitvoeringsmodaliteit op basis van de gegevens die beschikbaar zijn op het ogenblik van de behandeling van de zaak en die aan de tegenspraak van de partijen zijn onderworpen. Zij mag geen rekening houden met een veroordeling bij verstek waarvan geen afschrift aan het dossier is gevoegd.
Zie verder ook:
Yves Van Den Berghe, het indienen van een nieuw verzoek van toekenning van een modaliteit van strafuitvoering: “Beter vroeg dan laat” geldt niet, RABG, 2015/…., pagina 7.