De inleidingskamer is de kamer van de rechtbank van eerste aanleg of het Hof van beroep waar de partijen eerst verschijnen alvorens doorverwezen te worden naar een pleitkamer van zelfde rechtbank, behoudens wanneer de zaak in een zeer kort debat of bij verstek kan worden behandeld.
Een inleidingskamer is aldus een kamer (lees onderdeel van de rechtbank) waarvoor de partijen verschijnen bij de inleiding van de zaak. Dit wil zeggen de rechtszaal waar de partijen op dag en uur verschijnen zoals in de dagvaarding of oproeping vermeld.
De inleidingskamer kan:
• verstek en vonnis verlenen;
• de zaak behandelen (doet zij enkel) wanneer de zaak eenvoudig is en geen grondig debat vergt (bv. louter verweer mbt toe te passen interestvoet of louter verweer mbt de behandeling van de zaak;
• de zaak doorverwijzen naar een andere kamer van de rechtbank alwaar de zaak zal gepleit worden en waar rechters zetelen met meer bevoegdheid in de materie.
In de regel zijn er enkel inleidingskamers bij de Hoven van beroep en voor de burgerlijke rechtbanken van eerste aanleg voor burgerlijke zaken in eerste aanleg en voor burgerlijke zaken in hoger beroep wanneer de rechtbank van eerste aanleg zetelt in graad van beroep tegen beslissingen van de politierechtbank.
Hoewel de beslagrechter en de jeugdrechter ook afdelingen zijn van de rechtbank van eerste aanleg hebben zij geen inleidingskamer.
Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
art. 727 Ger. W. Op de dag in de dagvaarding gesteld roept de griffier bij de opening van de zitting de zaken af in de volgorde waarin zij op de algemene rol zijn ingeschreven.