De gerechtskosten of de kosten van het geding zijn de kosten verbonden aan het geding andere dan de kosten van verdediging.
De gerechtskosten omvatten aldus:
1. De kosten gemaakt door de gerechtsdeurwaarder, waaronder de kosten van dagvaarding, kosten van betekening, kosten van uitvoering beslag.
2. De griffierechten, bestaande uit de rolrechten, de opstelrechten, de expeditierechten en de kopierechten,
3. De kosten van het onderzoek, getuigengeld, verplaatsingskosten van griffie en magistraten bij plaatsopneming, of de reiskosten naar personen die persoonlijk moeten verschijnen voor de rechtbank
4. De expertisekosten
5. De rechtsplegingsvergoeding (als tegemoetkoming in de kosten van de advocaat.
De rechter veroordeelt de in het ongelijk gestelde partij – indien nodig ambtshalve –
tot het betalen van de kosten.
Niet gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking
De veroordeling tot de kosten mag niet verward worden met de vereffening van de kosten.
De veroordeling in de kosten bepaalt wie de kosten uiteindelijk zal moeten dragen. De rechter kan ambtshalve tot de kost veroordelen, hetgeen een uitzondering uitmaakt op het beschikkingsbeginsel.
De vereffening van de kosten legt concreet de door de ene aan de andere partij verschuldigde vergoeding cijfermatig vast. In tegenstelling tot de ambtshalve veroordeling in de kosten, kan de vereffening slechts gebeuren indien partijen opgave hebben gedaan van hun kosten.
De rechter miskent het beschikkingsbeginsel zoals vervat in artikel 1138, 2
o Ger.W. wanneer hij een hogere kostenvergoeding toekent dan de partijen hebben gevraagd
Kosten waarover geen uitspraak werd gedaan worden geacht te zijn aangehouden (artikel 1021 Gerechtelijk wetboek) . De meest gerede partij kan de zaak opnieuw laten oproepen om de vereffening ervan te laten vorderen (Gent 1 maart 2012, RABG 2012/11, 754). Artikel 1021 Gerechtelijk Wetboek kan worden aangewend zowel voor het geval de rechter naliet de kosten te vereffenen (en/of naliet de veroordeling tot de kosten uit te spreken, als voor het geval dat de partijen vergaten de kosten te begroten.
Ieder eindvonnis verdeelt de gerechtskosten tussen de partijen. Wanneer deze laatsten nalaten de betaling van de gerechtskosten uitdrukkelijk te vorderen, dient de rechtbank deze ver(oor)deling ambtshalve uit te spreken. Wanneer de gezegde partijen nalaten hun kosten (volledig) aan te geven dient de rechtbank zich niet uit te spreken maar dient zij dit punt van de discussie aan te houden. Wanneer zich meerdere partijen aandienen gaat de rechtbank na of er ook pluraliteit aan procesverhoudingen is.
Overeenkomstig art. 1017, eerste lid Ger.W. wordt enkel de in het ongelijk gestelde partij in de kosten (en dus o.m. de rechtsplegingsvergoeding) verwezen. Omgekeerd is het de in het gelijk gestelde partij die recht krijgt op een rechtsplegingsvergoeding (cf. art. 1022, eerste lid Ger.W.).
Een veroordeling tot het betalen van de gerechtskosten is één van de gevolgen van de «gerechtelijke band» die wordt geïnitieerd door een inleidende vordering of door een vordering tot tussenkomst
Een gerechtelijke band veronderstelt een procesverhouding die wordt gekenmerkt door het agressieve optreden van een partij jegens een andere, waarbij de ene in rechte iets van de ander vordert (S. Voet, «Rechtsplegingsvergoeding per gerechtelijke band: where will it end?», RW 2010-11, nr. 21).
De veroordeling tot de gerechtskosten onderstelt dat tussen de partijen een daadwerkelijke procesverhouding bestaat. Er kan dus slechts tot veroordeling tot de kosten worden overgegaan, wanneer de ene partij een vordering in rechte instelt strekkende tot de veroordeling van de andere partij of tot het nemen van een rechterlijke beslissing tegen die partij. Een vordering in gedwongen gedingshervatting van een geding gevoerd tegen een rechtsvoorganger, is een agressieve vordering en blijft dit zelfs wanneer de rechtsopvolger nadien de nalatenschap verwerpt en aldus het geschil zonder voorwerp wordt..