Europese betalingsbevelprocedure dient niet ter uivoering van rechterlijke of arbitrale beslissingen.
Zij dient enkel ter inning van originele geldvorderingen
Rechtspraak:
Rechtbank van Koophandel te Turnhout, 1e Kamer – 15 oktober 2012, RW 2013-2014, 149
J. Van Der L. t/ Vennootschap naar Nederlands recht BV I.N.
...
Art. 4 Betalingsbevelverordening bepaalt: “De Europese betalingsbevelprocedure wordt ingevoerd voor de inning van liquide geldvorderingen voor een specifiek bedrag, die opeisbaar zijn op het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend”.
De Betalingsbevelverordening preciseert in haar overweging 9: “Doel van deze vordering is de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren, en het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen de lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen te stellen waarvan de naleving tot gevolg heeft dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de erkenning en de tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid”.
J. Van Der L. argumenteert terecht dat het bijgevolg moet gaan om originele geldvorderingen, dit wil zeggen dat de Betalingsbevelverordening niet kan worden gebruikt voor de inning van geldsommen die in een rechterlijke of arbitrale beslissing werden toegekend (vgl. H. Storme, “Europese betalingsbevelprocedure”, NJW 2009, 98-117).
De rechtbnak stelt vast dat het verzoek van BV I.N. tot het verkrijgen van een Europees betalingsbevel verwijst naar een vonnis van 14 februari 2007 van de Rechtbank Rotterdam, dat tussen partijen in het geding (bij verstek ten opzichte van J. Van Der L.) blijkt te zijn gewezen.
Aldus is er op het tijdstip van het verzoek van BV I.N. geen sprake meer van de beslechting van een geschil, aangezien het geschil werd beslecht door gezegd vonnis.
Het komt de rechtbank voor dat BV I.N. aldus poogt de regeling inzake exequatur en grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen te omzeilen (Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) en de Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (EET-Verordening)). Dit beantwoordt niet aan de doelstelling van de Betalingsbevelverordening.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het Europees betalingsbevel van 3 augustus 2011 kennelijk ten onrechte is toegekend, omdat het verzoek geen betrekking heeft op de beslechting van een geschil, maar alleen tot doel heeft de bepalingen van de EEX-Verordening en de EET-verordening te omzeilen.
De rechtbank acht bijgevolg alleen reeds om de hierboven vermelde redenen het verzoek tot heroverweging gegrond, zodat het Europees betalingsbevel van 3 augustus 2011 nietig is.