Krachtens art. 416, eerste lid Sv. staat, behalve in de in het tweede lid bepaalde uitzonderingen, beroep in cassatie tegen voorbereidende arresten of arresten van onderzoek of tegen in laatste aanleg gewezen vonnissen van dezelfde soort eerst open na het eindarrest of het eindvonnis.
Volgens art. 359 Sv. hebben de partijen vijftien vrije dagen na de dag waarop het arrest in hun aanwezigheid is uitgesproken om ter griffie te verklaren dat zij een eis tot cassatie instellen.
Uit deze bepalingen volgt dat een cassatieberoep tegen een bij verstek gewezen beslissing die vatbaar is voor verzet, onontvankelijk is zolang verzet mogelijk is, welke regel ook van toepassing is voor de tegenpartij van de verstek latende. De mogelijkheid van een cassatieberoep ontstaat pas na het verstrijken van de gewone verzetstermijn, wat een regelmatige betekening van de verstekbeslissing onderstelt. Het is daarbij zonder belang of de eiser dan wel een andere tegenpartij de verstekbeslissing liet betekenen.
Opdat het Hof de ontvankelijkheid van het cassatieberoep zou kunnen beoordelen, dient het te beschikken over de stukken die het bewijs leveren van een regelmatige betekening van de verstekbeslissing aan de verstek latende partij.
Het staat aan de eiser om erover te waken dat indien een andere partij dan hijzelf opdracht gaf tot betekening van de verstekbeslissing, de stukken waaruit de regelmatige betekening van die beslissing blijkt, aan het dossier worden toegevoegd of tijdig ter griffie van het Hof worden neergelegd.
De enkele omstandigheid dat die partij heeft verzuimd deze stukken aan het dossier toe te voegen of ze tijdig neer te leggen ter griffie, maakt voor de eiser geen overmacht uit.
De eiser, die zelf het initiatief had kunnen nemen tot betekening, en niet bewijst dat het hem onmogelijk was na te gaan of de stukken waaruit een regelmatige betekening op verzoek van een andere partij van de verstekbeslissing blijkt, aan het dossier waren toegevoegd of tijdig neergelegd ter griffie faalt in zijn bewijslast.
Wanneer het Hof van Cassatie uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, vaststelt dat het niet blijkt dat het ten aanzien van de verweerder bij verstek gewezen arrest hem werd betekend, is het tijdens de gewone termijn van verzet ingestelde cassatieberoep niet ontvankelijk.