Wanneer een schuldeiser, een betaling betaling ontvangt van een derde persoon, kan de schuldeiser deze derde doen treden in zijn rechten, waardoor deze derde betaler de nieuwe schuldeiser van de schuldenaar wordt. (art. 1250, 1° BW.). De wet voorziet in artikel 1250, 2° nog een mogelijkheid tot conventionele in de plaatsstelling middels notariële akte en 4 indeplaatstsellingen die van rechtswege geschieden:
Art. 1251. Indeplaatsstelling geschiedt van rechtswege :
1° Ten voordele van hem die, zelf schuldeiser zijnde, een andere schuldeiser betaalt, die voorrang boven hem heeft uit hoofde van zijn voorrechten of hypotheken;
2° Ten voordele van de verkrijger van een onroerend goed, die de prijs van het verkregen goed besteedt tot betaling van de schuldeisers ten behoeve van wie dat goed met hypotheek was bezwaard;
3° Ten voordele van hem die, met andere of voor anderen tot betaling van een schuld gehouden zijnde, er belang bij had deze te voldoen;
4° Ten voordele van de erfgenaam onder voorrecht van boedelbeschrijving, die met zijn eigen penningen de schulden van de nalatenschap betaald heeft.
Art. 1252. De indeplaatsstelling, bij de vorige artikelen bepaald, heeft plaats zowel tegen de borgen als tegen de schuldenaars : zij vermag niet de schuldeiser te benadelen, wanneer deze slechts gedeeltelijk betaald is; in dit geval kan hij zijn rechten, voor wat hem nog verschuldigd blijft, uitoefenen bij voorkeur boven degene van wie hij slechts een gedeeltelijke betaling bekomen heeft.
De solvens (hij die de vordering betaalt in plaats van de schuldenaar) treedt na betaling in de vordering zoals die bestond tussen schuldeiser en schuldenaar. Hij neemt – binnen de perken van de gedane betaling – de rechtspositie over van de oorspronkelijke schuldeiser in. Het gegeven dat de vordering van de gesubrogeerde niet onderscheiden is van die van de subrogant, verklaart waarom de gesubrogeerde zich zelfs burgerlijke partij kan stellen voor de strafrechter (Cass. 13 september 2000, Arr.Cass. 2000, 1353, nr. 465; Cass. 25 januari 1995, RW 1995-96, 1232, noot M. Gelders, Burgerlijke-partijstelling door een gesubrogeerde). Vanaf de indeplaatsstelling kan de schuldenaar slechts nog bevrijdend betalen aan de gesubrogeerde.
De in solidum veroordeelde die het «ongeluk» heeft door de schuldeiser voor het geheel te worden aangesproken, kan regres nemen t.a.v. de andere in solidum gehouden debiteurs en hiervoor een beroep doen op art. 1251, 3° BW (Cass. 17 juni 1982, Arr.Cass. 1981-82, 1305, RCJB 1986, 680, noot L. Cornelis, RW 1984-85, 1143; Cass. 26 april 2007, Pas. 2007, 786, RGAR 2008, nr. 14404, RTDF 2007, 1171).
De indeplaatsstelling van de hoofdelijk aansprakelijke die de schulden van de beklaagde aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid heeft betaald, verhindert niet dat hij zich burgerlijke partij stelt.