Een veel verspreide mythe is deze van het zogeheten bankgeheim. Eigenlijk kunnen we kort zijn. In België bestaat geen bankgeheim, maar wel een discretieplicht.
In een parlementaire vraag stelde de minister van Financiën het aldus: "Hoogstens is het de fiscus verboden - om systematisch onderzoek te vermijden dat afbreuk zou doen aan de eerbied voor het privéleven van de belastingplichtigen - de fiscale controle van banken te gebruiken als een middel om het belastbaar inkomen van hun cliënten vast te stellen".(Parl. Vr., nr. 664, 20 april 2001).
het Hof van Cassatie stelde in een arrest van 25 oktober 1978, Pas. 1979, I, 237 dat «de toepassing van art. 458 Sw. niet uitbreidbaar is tot diegenen op wie enkel een discretieverplichting rust» en dat «noch de aard van de door de bankier uitgeoefende taken, noch enige wettelijke bepaling aan de bankier de hoedanigheid verleent van een persoon die ertoe gehouden is het beroepsgeheim te eerbiedigen op grond van art. 458 Sw».
Een bankier is dus niet onderworpen aan het strafrechtelijk beroepsgeheim van art. 458 Sw, onverminderd de discretieverplichting waaraan hij onderworden blijft en die kan worden omschreven als «de plicht tot geheimhouding die ontstaat wanneer iemand expliciet of impliciet aanvaardt deelachtig te worden aan de vertrouwenssfeer van een ander persoon en aldus kennis krijgt van confidentiële mededelingen». F. DE CLIPPELE, «De elektronische betaling beschermd tegen inzage door de fiscus?», R.W. 2002-03, 10.
Toepassingen:
• Erfrecht:
Erfgenamen zijn verplicht financiële instelling(en) waar de overledene rekeningen of tegoeden had het overlijden kenbaar maken, waarna deze de rekeningen en tegoeden van de overledene en dienst langst levende huwelijkspartner.
Onmiddellijk hierna loopt een rechtstreekse informatiestroom naar de fiscus die door de bank geïnformeerd wordt over de bank- en effectenrekeningen.(Artikel 97 W.Succ).
Daarnaast hebben deze instellingen de verplichting om de fiscus alle inlichtingen te verschaffen omtrent de financiële toestand van de overledene of zijn echtgenote.(Artikel 100 W.Succ.)
Blijft de verplichting van de fiscus dat de gevraagde inlichtingen relevantie moeten heffen voor de heffing van de successierechten. Oudere verrichtingen, ouder da 3 jaar voor het overlijden zijn beperkt beschermd. voor deze verrichtingen is een bijzondere machtiging vereist van een hogere ambtenaar, die de te onderzoeken feiten nauwkeurig moet bepalen.
Na het overlijden van de huurder van een brandkast zal de bankier een inventaris moeten ter beschikking stellen aan de fiscus waarin wordt aangegeven wat zich op het ogenblik van het overlijden in de brandkast bevindt.
• Registratierechten:
Een bank is bij een aan registratie onderworpen verrichting (vb. verkoop onroerend goed) op grond van Art. 183 W.Reg. verplicht aan de fiscus alle inlichtingen te verschaffen die nodig worden geacht om de juiste heffing te laste van de bank of derden te kunnen vaststellen, weze het dat hiervoor een bijzondere machtiging vereist is van de directeur-generaal van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, «houdende nauwkeurige aanduiding van het rechtsfeit omtrent hetwelk navorsing dient gedaan».
• BTW
Na machtiging van een door de minister van Financiën daartoe aangewezen ambtenaar kan de fiscus gegevens opvragen bij een bankier met oog op heffing van de BTW. art. 62 bis BTW
• Directe belastingen
Om tot een juiste belastingheffing in de personenbelasting te komen, heeft de fiscale Administratie diverse onderzoeks- en controlerechten. De fiscus heeft het recht om bij de belastingplichtige zelf de boekhouding te onderzoeken en inzage te nemen van alle relevante stukken die zij noodzakelijk acht. Daarnaast heeft de fiscus het recht om bij derden en dus ook bij de bankier inlichtingen te vragen over een met naam genoemde belastingplichtige, ook wanneer deze inlichtingen tot de private sfeer behoren.
Evenwel wordt dit recht beperkt door het bankgeheim, van artikel 318 van het Wetboek van de personenbelasting 1992. Conform deze bepaling is de fiscus niet gemachtigd is om in de rekeningen, boeken en documenten van financiële instellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten.
Maar dit in de wet ingeschreven zogeheten bankgeheim wordt volledig uitgehold in het kader van de bezwaarprocedure. Ter behandeling van een bezwaarschrift, kan de fiscus immers van elke bankier of kredietinstellingen alle inlichtingen vorderen die nuttig zijn voor het onderzoek van het bezwaarschrift.
Het zogeheten bij wet ingeschreven bankgeheim wordt verder uitgehold door de wet van 20 juli 2006 op grond waarvan de fiscale Administratie ook rekeningen, boeken en documenten van financiële instellingen kan consulteren indien een fiscaal onderzoek concrete elementen aan het licht brengt die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden.
• CAP
Sinds 2013 is de volgende stap gezet door oprichting van het CAP, het centraal aanspreekpunt binnen de NBB. Alle banken zijn verplicht om ten laatste tegen einde 2014 alle gegevens van rekeningen en spaarrekeningen voor de verrichtingen vanaf 2010 te melden aan de NBB. Niet alleen banken zijn verplicht om het bestaan van dergelijke rekeningen of contracten te melden aan het CAP. Ook leasingondernemingen of beleggingsvennootschappen moeten dat doen. En ook filialen of verkooppunten van buitenlandse financiële instellingen ontsnappen niet aan de meldingsplicht.
Buitenlandse banken die geen vestiging hebben in België, kunnen niet verplicht worden om een melding te doen aan het CAP. Belgische belastingplichtigen met een buitenlandse rekening dienen vanaf 2014 volgend jaar zelf een melding moeten doen aan hetzelfde centraal aanspreekpunt.
Alle regels van de privacywetgeving van toepassing op de gegevens die het CAP verzamelt. Dat betekent dat de banken aan hun cliënten moeten melden dat ze de gegevens doorgeven en kunnende belastingplichtigen inzage vragen van hun gegevens bij het CAP en mogen ze eventuele fouten (via de bank) laten corrigeren.
Als er aanwijzingen zijn van fraude of als de fiscus van plan is een belastingaanslag te vestigen op basis van tekenen en indiciën (uiterlijke tekenen van een welstand die niet past bij de aangegeven inkomsten), dan kan de fiscus over de betrokken belastingplichtige inlichtingen vragen aan de CAP bij de NBB.
(Bron: koninklijk besluit van 17 juli 2013, Staatsblad van 26 juli 2013)
• Invorderen van belastingschulden
De wet van 27 december 2006 heeft van het bankgeheim een wel zeer lege doos gemaakt. Deze wet verplicht de banken en andere financiële instellingen op vraag van de fiscus inlichtingen te verschaffen over hun cliënten die dienstig kunnen zijn om tot inning van de schuld over te gaan (vb. welke rekeningen, saldo van de rekeningen, inkomsten die op deze rekeningen worden gestort). Kort na deze inlichtingen zal er dan wellicht een beslag gelegd worden op de rekeningen,, huurgelden, onroerende goederen, vakantiegelden....).
Zo stelden wij tot onze verbazing vast dat nadat wij het onvermogen van een cliënt gemeld hadden aan aan de fiscus zij ons advocatenkantoor prompt vroegen met welke bankrekening wij betaald waren. Wij zouden deze vraag niet beantwoord hebben, ware het niet dat onze cliënt ons contant had betaald en dit antwoord ook zijn zaak diende. Maar wij hebben niet nagelaten tegen dit soort vraagstelling te protesteren.
• Strafprocedures
De onderzoeksrechter kan alle mogelijke inlichtingen vragen aan de banken