De wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie, (Belgisch Staatsblad 30/12/2016), ook de vierde potpourriwet geheten, voorziet in een nieuwe bescherming van de anonimiteit van politieambtenaren
Aldus bepaalt art. 3 van de vierde potpourriwet:
"Art. 3. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 75quater ingevoegd, luidende :
"Art. 75quater. Indien een klacht wordt neergelegd tegen of door een persoon bedoeld in de artikelen 112quater en 112quinquies(politieambtenaren) of die, in de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten, belast is met de opsporing, het vaststellen, het onderzoeken, de vervolging, het vonnissen van misdrijven of de uitvoering van de straf, maken de processen-verbaal of de andere stukken van het dossier geen melding van zijn woon- of verblijfplaats, maar geeft de betrokken persoon aan op welk adres hij woonst kiest en waarop hem nadien de voor het onderzoek en het strafproces vereiste oproepingen en betekeningen kunnen worden gedaan.
De oproepingen en betekeningen worden geldig op dat adres gedaan, tot de betrokken persoon per aangetekende zending de procureur des Konings in kennis stelt van een wijziging van zijn woonstkeuze.
Indien een proces-verbaal of een ander stuk van het dossier melding maakt van de woon- of verblijfplaats van de persoon bedoeld in het eerste lid, beveelt de procureur des Konings of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter de weglating van de betrokken meldingen en vervangt ze door het adres van zijn woonstkeuze, bedoeld in het tweede lid.".
En verder
"Art. 4. In boek I van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk VIIquinquies ingevoegd, luidende "Afscherming van de identiteit van de leden van de politiediensten behorend tot de speciale eenheden of die onderzoek doen naar of interveniëren bij bijzonder zware misdrijven".
Art. 5. In hoofdstuk VIIquinquies, ingevoegd bij artikel 4, wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidende "Afdeling 1. Leden van de politiediensten binnen de directie van speciale eenheden van de federale politie".
Art. 6. In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 5, wordt een artikel 112quater ingevoegd, luidende :
"Art. 112quater. De identiteit van de leden van de politiediensten binnen de directie van de speciale eenheden van de federale politie wordt afgeschermd in het kader van de uitvoering van de opdrachten en interventies die hen bij wet worden toegekend.
Daartoe kent de leidinggevende officier van die directie een code toe aan die leden."
Art. 7. In hoofdstuk VIIquinquies, ingevoegd bij artikel 4, wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende "Afdeling 2. Leden van de politiediensten die onderzoek doen naar of interveniëren bij bijzonder zware misdrijven".
Art. 8. In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 7, wordt een artikel 112quinquies ingevoegd, luidende :
"Art. 112quinquies. § 1. Indien de beschermingsmaatregel bedoeld in artikel 75ter niet lijkt te volstaan en er ernstige aanwijzingen bestaan dat de feiten een misdrijf uitmaken bedoeld in paragraaf 2, wordt de identiteit van de leden van de politiediensten die met het onderzoek zijn belast, afgeschermd en kent hen de officier van gerechtelijke politie die het onderzoek leidt voor de duur van dat onderzoek een code toe.
§ 2. De misdrijven die de afschermingsmaatregel bedoeld in paragraaf 1 kunnen wettigen, zijn deze bedoeld in :
- boek II, titel Iter van het Strafwetboek;
- de artikelen 323, eerste lid, en 324ter van hetzelfde Wetboek indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de vereniging of organisatie gebruik maakt van intimidatie, bedreiging of geweld;
- in artikel 323, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de vereniging gebruikt maakt van intimidatie, bedreiging of geweld om misdrijven bedoeld in artikel 90ter, § 2, te plegen.".
Art. 9. In hoofdstuk VIIquinquies, ingevoegd bij artikel 4, wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende "Afdeling 3. Algemene bepalingen".
Art. 10. In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 9, wordt een artikel 112sexies ingevoegd, luidende :
"Art. 112sexies. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder identiteit alle gegevens of handelingen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot identificatie van een lid van de politiediensten kunnen leiden.".
Art. 11. In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 112septies ingevoegd, luidende :
"Art. 112septies. De identiteit en de code van het lid van de politiediensten bedoeld in de artikelen 112quater of 112quinquies worden door de in deze artikelen bedoelde leidinggevende officier onverwijld opgetekend in een vertrouwelijk register en bewaard wordt binnen die dienst.
Enkel de procureur des Konings of de onderzoeksrechter in het kader van een gerechtelijk onderzoek kan kennisnemen van de volledige identiteit van het lid van de politiediensten waaraan een code is toegekend, en nagaan of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 112quater en 112quinquies vervuld zijn.".
Art. 12. In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 112octies ingevoegd, luidende :
"Art. 112octies. De processen-verbaal opgesteld door om het even welke politie -of opsporingsdienst vermelden geen enkel element dat de veiligheid en de anonimiteit van de onder code handelende leden van de politiediensten in het gedrang kan brengen.
In voorkomend geval neemt de procureur des Konings of de onderzoeksrechter alle maatregelen om de identiteit van het betrokken lid van de politiediensten verborgen te houden. Hij beveelt dat de vermeldingen strijdig met het eerste lid weggelaten worden uit de processen-verbaal.".
Art. 13. In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 112novies ingevoegd, luidende :
"Art. 112novies. In afwijking van de artikelen 75 en 75ter, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3, geven de betrokken leden van de politiediensten die als getuige gehoord worden enkel hun hoedanigheid en code op die hen werd toegekend.
Voorts neemt de procureur des Konings of de onderzoeksrechter alle maatregelen om de identiteit van het desbetreffende lid van de politiediensten verborgen te houden.".
Art. 14. In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 112decies ingevoegd, luidende :
"Art. 112decies. De identiteit van het betrokken lid van de politiediensten wordt enkel onthuld op het ogenblik dat het openbaar ministerie hem als beklaagde dagvaardt of na de verwijzing, internering of opschorting van de uitspraak door een onderzoeksgerecht ten laste van dat lid. In dat laatste geval wordt, nadat de beslissing van verwijzing, internering of opschorting van de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, op vordering van het openbaar ministerie de identiteit vermeld in een afzonderlijke beschikking of arrest.".
Art. 15. In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 112undecies ingevoegd, luidende :
"Art. 112undecies. Het kenbaar maken van de identiteit van het lid van de politiediensten die overeenkomstig dit hoofdstuk wordt afgeschermd, buiten de gevallen waarin artikel 112decies voorziet, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot twee jaar en met geldboete van driehonderd euro tot drieduizend euro of met een van die straffen alleen. Dezelfde straf is van toepassing op het zich onrechtmatig toegang verschaffen tot het register bedoeld in artikel 112septies.".