Art. 150. van de Wet betreffende de verzekeringen verschaft de benadeelde een eigen recht tegen de verzekerde:
De verzekering geeft de benadeelde een eigen recht tegen de verzekeraar.
De door de verzekeraar verschuldigde schadevergoeding komt toe aan de benadeelde, met uitsluiting van de overige schuldeisers van de verzekerde.
Indien er meer dan één benadeelde is en het totaal bedrag van de verschuldigde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid verminderd ten belope van deze som. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som.
(voorheen werd dit bepaald in art. 86 Wet Landverzekeringsovereenkomst).
Derhalve kan de benadeelde zijn vordering tot het verkrijgen van schadevergoeding instellen hetzij tegen de verzekerde of diens verzekeraar afzonderlijk (naar keuze), hetzij tegen beide gezamenlijk.
In dit laatste geval zijn de verzekerde en de verzekeraar bij een vastgestelde aansprakelijkheid in solidum ertoe gehouden de benadeelde te vergoeden.
Een vonnis kan aan de verzekerde of aan de benadeelde in de regel slechts worden tegengeworpen indien zij in het geding partij zijn geweest of daarin zijn geroepen. Art. 150 WVV staat er evenwel niet aan in de weg dat wanneer de benadeelde zijn vordering eerst heeft ingesteld tegen de verzekeraar en die bij afwezigheid van aansprakelijkheid wordt afgewezen, de verzekerde die nadien wordt aangesproken door de benadeelde, het in het eerste geding gewezen vonnis kan tegenwerpen aan de benadeelde.
Dit eigen recht van de benadeelde vormt een toepassing van de rechtsfiguur van de rechtstreekse vordering.
Belang:
Door het eigen recht van de benadeelde kan vermeden worden dat de vergoeding eerst in het precaire vermogen, komt van de schadeverwekker waarbij het recht op vergoeding zonder inhoud zou blijven bij insolvabiliteit.
Voorwaarden :
1. de titularis van het eigen recht is de benadeelde is van het schadegeval, zijnde degene aan wie schade is toegebracht waarvoor de verzekerde aansprakelijk is;
2. de schade op het moment van het schadegeval wordt gedekt door een geldige aansprakelijkheidsverzekering (dekkingsverhouding)
3. betrokken schuldeiser moet beschikken over een geldige aanspraak tegen de schuldenaar (valutaverhouding)
De benadeelde beschikt aldus slechts over een eigen aanspraak tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar van de schadeverwekker op voorwaarde dat deze schadeverwekker zelf aansprakelijk is of kan worden gesteld voor de schade en in de mate van diens aansprakelijkheid.
Als de schadeverwekker zelf niet (meer) aansprakelijk kan worden gesteld, heeft de benadeelde in de regel geen eigen aanspraak (meer) tegen diens aansprakelijkheidsverzekeraar.
Uitzondering op deze regel is de verjaring. De verjaring van de vordering van de benadeelde tegen de aansprakelijke verzekerde veroorzaakt niet de verjaring van de rechtstreekse aanspraak op de aansprakelijkheidsverzekeraar: (Beneluxhof 21 december 1990, Benelux Jur. 1990, 31, concl. H. Lenaerts, RW 1990-91 en 1082, concl. H. Lenaerts; Cass. 2 mei 1991, Arr.Cass. 1990-91, 887 en RW 1991-92, 411; T. Vansweevelt en B. Weyts, “De bevrijdende verjaring” in T. Vansweevelt en B. Weyts (eds.), Handboek Verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 947; G. Jocqué, De verzekerde en de benadeelde in de aansprakelijkheidsverzekering, Antwerpen, Intersentia, 2016, 250).
Zie ook art. 5.110 NBW www.elfri.be - Artikel - Rechtstreekse vordering in het NBW (5.110 NBW klik hier)