Belgae is de naam die de Romeinen, in het bijzonder Caesar in zijn boek Commentarii de bello Gallico, in de eerste eeuw voor Christus gaven aan de Keltische bewoners van Noord-Gallië, het gebied tussen de Noordzee, de Rijn, de Seine en de Marne en die ook in het zuiden van Britannia voorkwamen. Deze bewoners uit de Oudheid noemt men ook wel de Oude Belgen.
Het woongebied van de Belgae besloeg het volledige huidige België en delen van Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Nederland. Een aantal stammen van de Belgae (zoals de Atrebati) bewoonde ook Britannia, lang voor dit zo genoemd werd. Venta Belgarum was de naam van de hoofdplaats van de Britse Belgae, het huidige Winchester.
De Belgae waren in hoofdzaak van Keltische afkomst, maar ook hadden ze een gedeeltelijke Germaanse afkomst. Ook is er een voor-Keltisch Oud-Belgisch substraat voorgesteld.
Julius Caesar schreef dat de Belgae in zijn tijd (op het vasteland) ongeveer 110.000 krijgers telden. Dit zou kunnen betekenen dat men de totale bevolking op zo'n half miljoen mag schatten.
De Belgae waren verdeeld in verschillende stammen. Door deze verdeeldheid slaagde Caesar erin hen te onderwerpen. Dat gebeurde in 57 v.Chr. in deze volgorde:
de Remi in de omgeving van Reims; hebben een Gallische afkomst
de Suessiones bij Soissons; Gallisch
de Bellovaci rond Beauvais; Gallisch
de Ambiani rond Amiens; Gallisch
de Nerviërs tussen de Schelde, de Rupel en de Samber; Germaans
de Viromandui bij Vermandois; Gallisch
de Atrebati rond Artois; Gallisch
de Atuatuci tussen de Nerviërs en de Eburonen; Germaans
de Eburonen tussen de Atuatuci en de Maas; Germaans (na hun uitroeiing namen de Germaanse Tungri hun plaats in)
de Treveri bij Trier; Germaans
de Menapiërs in de delta's van de Schelde, Maas en Rijn; Germaans
de Morinen in de kuststreek; Germaans
Kleinere stammen:
de Caleti-(Gallisch)
de Condrusi-(Germaans)
de Leuci-(Gallisch?)
de Mediomatrici-(Gallisch?)
de Meldi (volk)-(Gallisch)
de Paemani-(Germaans)
de Sunuci-(Germaans)
de Veliocasses-(Gallisch)
(Gallisch): Gallische (Keltische) stam
(Germaans): Germaanse stam
Het Romeinse België komt op geen enkele wijze, noch in grondgebied, noch in bevolking overeen met de huidige bevolking van het Belgisch grondgebied.
Na de grote volksverhuizingen werd nagenoeg de hele Keltische bevolking vermengd met de nieuwe Germaanse bevolking en verviel de rijke Romeinse cultuur; alleen in Wallonië hield de Gallo-Romeinse levenswijze nog stand. Hoewel de kerkprovincie Reims (met o.a. de ondergeschikte bisdommen Doornik en Kamerijk) in Rome ook onder de Latijnse naam Belgica bekend bleef, kwam het begrip Belgen eeuwenlang niet meer voor.
De bewoners van Belgica werden geregeerd door de Franken (Merovingen en Karolingen). Door het feodaal stelsel vielen deze rijken uiteen in onafhankelijke graafschappen, zoals het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant en het graafschap Loon, dat later behoorde tot het Prinsbisdom Luik, oorspronkelijk een deel van Germania Inferior. Door huwelijks- en veroveringspolitiek kwamen de graafschappen in de handen van de Bourgondiërs en de Spanjaarden. Nadien volgden Oostenrijkers, Fransen en Nederlanders.
Maar we mogen de indeling van het grondgebied in die tijden niet verwarren met staten onder een centraal gezag. Wat vandaag België heet bestond tot minstens in de Napoleontische tijd uit een conglomeraat van stukjes land waar land en zee in mekaar overgingen langs belangrijke transportwegen, waarlangs handel werd gedreven en waarbij de steden hun autonomie nooit (volledig afstonden) en het platteland ten dele onbestuurd, ten dele onder heerschappen of kloosterordes stond die al evenmin hun autonomie afstonden. Van enig gemeenschappelijk gevoel was nauwelijks sprake. Soms was er wel een gemeenschappelijke graaf of hertog, maar deze oefende geen centraal gezag uit. Het betrof personele unies, waarbij de hoogste heer wel belastingen oplegde, zonder verdere binding van het versplinterde lappendelen. Meer zelfs steden voerden onderling oorlogen om hun handelsbelangen veilig te stellen waarbij zelfs zwaar geschut werd gebruikt. terwijl de boer op zijn land het ene leger na het andere zag voorbijtrekken, in het beste geval zonder al te veel plundering, vernieling en verkrachting. Centraal gezag betekende overheersing, onvrijheid, oorlog en vernieling en vooral taksen en onvrijheid voor deze bewoners.
In de periode hiervoor behoorde ook een deel van Nederland (aan de noordkant begrensd door de Rijn) tot Belgica en een groot aantal Nederlanders werd toen dus ook Belgae genoemd. Later heette de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in het Latijn dan ook Belgica Foederata, letterlijk de Belgische Federatie.
Inderdaad op een bepaald ogenblik heette Nederland gewoon België.
In de Napoleontische tijd werd het woord 'België' weer gebruikt, nu om het gebied van de Zuidelijke Nederlanden aan te duiden waar de bevolking katholiek was en een onverstaanbaar Frans of Nederlands dialect sprak.
In 1830 scheidden de Belgen zich af van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden om een nieuwe, onafhankelijke staat te gaan vormen, die dan de naam 'België' kreeg. Dit door het unionisme, een mondsterverbond tussen katholieken (die een vrijheid van godsdienst wilden) die samen met de liberalen een kapitalistische Franstalige staat wilden vrij van het absolutisme van Willem I.
De revolutie was uitgesproken links en leek een verlengstuk te worden van de Franse revolutie. De gevechten in de Warande werden door het gewone volk gevoerd tegen Nederlanders die kamp opsloegen in de Warande waardor ze zichzelf lieten omsingelen niet door een regulier leger maar door de omliggende panden van waaruit een stadsguerrilla tegen hen kon gevoerd en ze als een dief in de nacht ternauwernood konden vluchten.
De revolutie werd nadien overgenomen door de burgerij die niet opgedeeld werd in een katholieke en liberale vleugel maar wel in een revolutionaire republikeinse vleugel met voorman De Potter, versus een meer pragmatische vleugel.
De geallieerde mogendheden die al vlug begrepen dat noch Willem I , noch zijn zoon de kroonprins (die nadat hij eerst de Belgen bevocht zich nadien zelf als kandidaat koning voorstelde en nadien zowel in België als in Nederland weggelachen), orde op zaken konden houden in die noodzakelijke bufferstaat tegen het post-Napoleontisch Frankrijk.
Bij de gratie van Engeland kon en mocht de staat België ontstaan, maar natuurlijk niet als een republiek. In Europa had met zijn buik vol van die republiek na de Franse avonturen. Aldus moest en zou België een koninkrijk worden.
De stabiliteit kon dan nog gegarandeerd doordat België de oplossing voor Engeland was gezien ze daardoor haar grootste ambetanterik kwijt raakte, de kroonpins weduwnaar die geen Koning kon worden , Leopold van Saksen-Coburg die dan maar werd uitgehuwelijkt aan de dochter van de Franse Koning. Een opgedrongen huwelijk voor een opgedrongen land aan een bevolking die er nog minder van begreep dan de politici en sommige beleidsmakers die massaal van kamp wisselden en waarbij de koppige vorst een verdrag werd opgedrongen om in het belang van de Europese vrede, de ene over van de schelde diende op te geven (levensader van de nieuwe staat, samen met Zeeews Vlaanderen, Nederlands Limburg en Luxemburg.
Na de onafhankelijkheid werden de Belgen ingedeeld in twee bevolkingsgroepen: de Nederlandstalige Vlamingen (naar het vroegere graafschap Vlaanderen, dat echter slechts een deel van het huidige Vlaanderen besloeg) en de Franstalige Walen (naar het Germaanse woord Walh of Weleas, waarmee de Germanen in de oudheid Keltische en Romaanse bevolkingsgroepen aanduidden).
Brussel groeide uit tot een tweetalige stad. Het bestaan van Belgen als volk is zo al vaak ter discussie gesteld. Het meest bekende citaat hieromtrent is van de Waalse socialist Jules Destrée, die in 1912 aan koning Albert I meldde: "Il y a des Flamands et des Wallons. Il n' y a pas de Belges." ("Er zijn Vlamingen en Walen. Er zijn geen Belgen"). Hij was echter één uitzondering vergeten: een bekend gezegde is namelijk dat de koning de enige overgebleven Belg is. Veel Belgen voelen zich echter Vlaming en Belg, of Waal en Belg. Ook de Duitstalige Belgen worden weleens aangeduid met de term 'de laatste Belgen', omdat zij als laatste aan het land werden toegevoegd (in 1919) en noch tot de Vlaamse Gemeenschap, noch tot de Waalse behoren.
Neen, dit is geen pleidooi voor een onafhankelijk Vlaanderen. Want Vlaanderen is al een even grote fictie. Vlaanderen in zijn huidige vorm is historische nonsens. Tot op de dag van vandaag blijven er grote verschillen tussen Rijksvlaanderen en Kroonvlaanderen. Vlaanderen bestaat hooguit uit de provincies Oost en West Vlaanderen, zo niet met de Schelde als grens dat hooguit tot aan de Dender, met daartussen het hertogdom Brabant aanleunend aan Limburg. En er zijn minstens evenveel culturele verschillen tussen de "Vlamingen" als tussen de Vlamingen en de Walen. De Vlaamse leeuw is een vlag die een historische vloek is in Brabant (lees Brabant en Antwerpen) en in Limburg.
En dan zijn er de vele overgangsgebieden waar Vlaanderen en Wallonië mekaar overlappen en Brussel als een oer Brabantse multiculturele wereldstad waar zowel het Frans als het Nederlands minderheidstalen zijn.
Nationalisme en religie zijn steeds de aanleiding geweest tot onverdraagzaamheid, moord en oorlog en kunnen in een modern Europa van volkeren geen plaats meer krijgen of aanleiding geven tot staatshervorming of omwenteling. Iets gans anders is de culturele en zelfs economische zelfbeschikking van volkeren die evenwel een sterke nationale of federale band behouden in een federaal Europa en waarbij elk land met zijn verleden moet leren leven. De geschiedenis is geen excuus, zij kan enkel storend gedrag en frustraties verklaren. In een modern Europa van volkeren is er enkel plaats voor respect, samenwerking en solidariteit. We hebben zeker geen nieuwe leiders nodig die al dan niet tegelijk populistisch als arrogant zijn. We hebben de brede lach en de uitgestoken hand nodig en als er nog iets is wat ons bindt die heerlijke gulheid en tolerantie, zonder vlaggen, zonder gescandeerde slogans maar wel gelardeerd met vriendschap, respect en solidariteit.
En hetgeen geldt voor België als een door de Weense geallieerden in 1814 noodzakelijk later van Nederland in 1830 afgescheiden lappendeken als loutere bufferstaat tegen de Fransen, zonder inherente historische banden, geldt eigenlijk voor zovele staten:
• Het lappendeken dat Frankrijk werd
• Duitsland
• Italië
• Het Verenigd Koninkrijk
• Luxemburg
• Rusland
• ...
Maar ook de VS, Canda en Australië.
Dit alles is dus geen excuus voor separtisme of conferalisme, hetgeen in se het zelfde is. Elke oplossing voor de Belgische staat zal utilitaristisch dienen te zijn, in die zin dat het bestaande geven het uitgangspunt is en de enige vraag is, hoe deze staat werkzaam en vredig te besturen tot een krachtig economisch geheel waar het goed en minzaam te leven is.
Geschiedenis wordt vaak herschreven in functie van de machtshebbers, zelfs gekruid met de nodige myhen en overdrijvingen, zij zijn de rationalisering van de staat en niet het fundament.