Aanslagtermijnen mogen niet verward worden met verjaringstermijn van de belastingen. De aanslagtermijn is de termijn binnen dewelke de controledienst van de belastingen de belastingaanslag in de directe belastingen kunnen vestigen. De vestiging van een belastingsaangifte wat gebeurt door de inkohiering ervan. De aansla termijnen zal deze termijn binnen dewelke de belastingsdienst haar vordering kan uitoefenen. De verjaringstermijn daarentegen is de termijn die bepaalt hoelang de belastingsontvanger een gevestigde aanslag kan invorderen.
Aanslagtermijnen in zijn vervaltermijnen. Dit betekent dat wanneer de belastingadministratie de termijnen laten voorbijgaan zonder dat zij een aanslag heeft gevestigd zij definitief de mogelijkheid verliest om voor de betrokken aanslagjaar nog een aanslag te vestigen waardoor de belastingplichtige de betalingsverplichting van de belasting verliest. Meer zelfs de belastingplichtige heeft het recht om terugbetaling te eisen van de voorafbetalingen einde van de inhoudingen voor de belastingen op zijn loon die hij betaald heeft voor het aanslagjaar. Wanneer aanslagtermijn een vervaltermijnen zijn, betekent dit ook dat zij niet gestuit of geschorst kunnen worden en dat zij ook niet verlengd worden wanneer zij op zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag vallen
Zoals reeds gesteld gebeurt de vestiging van de belasting door de inkohiering en het is deze inkohiering die binnen de aanslagtermijn zal moeten gebeuren om tot een geldige aanslag te kunnen besluiten. Hierbij heeft de datum van uitvoerbaarverklaring zoals vermeld door de fiscus op het aanslagbiljet bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. Maar dit belet niet dat de verzending van een aanslagbiljet aan de belastingplichtige kan gebeuren na het verstrijken van de aanslagtermijn althans voor zover de aanslag voor de verzending is gevestigd, uitvoerbaar verklaard en geïnkohierd.
De aanslagtermijn van de inkomstenbelastingen worden geregeld door artikel 353 tot artikel 358 WIB zoals hierna weergegeven.
Deze termijnen kunnen samengevat worden als volgt:
1. De gewone aanslagtermijn
Dit is de termijn die geldt wanneer er een regelmatige tijdige aangifte werd ingediend: Deze termijn loopt tot 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, zonder dat deze korter mag zijn dan zes maanden te rekenen van de datum waarop de aangifte bij de bevoegde aanslagdienst is toegekomen. Indien evenwel in toepassing van artikel 306 WIB een voorstel van aanslag aan de belastingplichtige werd verzonden mag deze termijn niet korter zijn dan zes maanden te rekenen vanaf de datum van toezending van dit voorstel.
De gewone termijn loopt vanaf de dag die volgt op de dag waarop de aangifte door de aanslagdienst wordt ontvangen en loopt tot de dag voor dezelfde dag van de zesde maand.
2. Termijn bij niet aangifte, laattijdige aangifte of een lagere aangifte dan de verschuldigde belasting:
In dit geval bedraagt de aanslagtermijn drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de belasting is verschuldigd. Voorzover de aanslag binnen deze termijn wordt gevestigd wordt die termijn verlengd met de termijn tussen het indienen van een eventueel bezwaarschrift en van de beslissing die volgt op dit bezwaarschrift, zonder dat deze verlenging van de aanslagtermijn meer dan zes maand mag bedragen.
Een laattijdige aangifte kan resulteren in een aanvullende belasting die gevestigd kan worden gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en waarvoor de belasting verschuldigd is.
3. Termijn ingeval van fraude. De aanslagtermijn ingeval van fraude, lees inbreuken op het WIB 1992 bedraagt vijf jaar. Om fraude te weerhouden volstaat niet een loutere inbreuk maar dient ook het bijzonder opzet te worden bewezen.
Het bijzondere opzet in fiscale zaken impliceert dat de fiscus het bewijs kan leveren dat de belastingplichtige met bedrieglijk opzet handelde, met het oog op de rechtmatige belangen van de fiscus te schaden en mag niet verward worden met een gewone nalatigheid of een term goede trouw begane vergissing.
Toch bestaat de mogelijkheid om in welbepaalde gevallen de aanslag nog te vestigen na de periode van drie of vijf jaar. Deze uitzonderingen worden behandeld in artikel 358 WIB.
De laattijdigheid van de aanslagtermijn werkte niet ambtshalve. De laattijdigheid dient door de belastingplichtige worden ingeroepen en dit voor het kohier definitief wordt. De belastingplichtige kan dit doen door tijdig bezwaar of verhaal in rechte in te stellen tegen de aanslag of door een tijdig verzoek tot ontheffing van ambtswege op grond van artikel 376 paragraaf 3, 1° WIB.
Een bezwaar dat geformuleerd werd niet op grond van een verjaring maar op andere gronden kan aanleiding geven tot het inroepen van het verstrijken van de aanslagtermijn lopende de procedure omdat de wet in artikel 372 WIB 1992 bepaalt dat een oorspronkelijk bezwaarschrift mag aangevuld worden met nieuwe, schriftelijk geformuleerde bezwaren, zelfs wanneer deze buiten de in artikel 371 gestelde termijn worden ingediend.